Table of Contents
Lezingen
- Vespers: Psalm 82:6, 8 & Johannes 6:15 – 21
- Metten: Psalm 119:73, 105 & Johannes 8:51 – 59
Liturgie
- Paulinische brieven: 1 Korinthe 5:11 – 6:11
- Katholieke brieven: 2 Petrus 3:14 – 18
- Praxis: Handelingen 9:3 – 9
- Psalm & Evangelie: Psalm 96:4, 6 & Johannes 6:22 – 27
Introductie
“Hun ogen zagen de grootheid van zijn glorie en hun oor heeft de glorie van zijn stem gehoord.” (Sirach 11: 13)
Vernieuwing voor de ziel, lichaam en geest, glorie aan Uw Heilige naam … delen in de vreugde van het eeuwige leven en onvergankelijkheid
– Liturgie van Sint Cyrillus, de Tweede Litanieën
Wie in moeilijkheden verkeert, moet God vragen dat hij de Drie-eenheid begrijpt. Hierdoor zal hij rust krijgen van de moeilijkheden in dit huidige leven. Want zijn nood is als de middernacht die hem aanspoort om de Drie-eenheid te zoeken. Laten we nu de drie broden beschouwen als de Drie-eenheid, die één essentie is … Wanneer je de drie broden ontvangt, of welk spijs dan ook dat de kennis van de Drie-eenheid brengt, ontvang je in feite de bron van leven en de bron van voedsel; vrees dus niet en houd niet op. Want zulke spijs is eeuwig; het maakt zelfs een einde aan je behoeften. Leer en onderwijs dan; leef en voed anderen.
– St. Augustinus, Commentaar over de parabel van de vriend die op middernacht voedsel zocht – Commentaar over Lukas, hoofdstuk 11 – Vader Tadros Yakoub Malati.
Uitleg van de lezingen
De focus van de lezingen op deze dag is op de glorie van de Zoon van God in de nieuwe mens. De psalmen beginnen met de onthulling van Gods glorie in de mens (Vesper Psalm), door het woord van het leven (Metten Psalm) en door zijn bestaan in zijn Heilige kerk (Liturgie Psalm).
De Psalmen
De Vespers Psalm gaat over God de oordelaar, wiens kinderen overal zijn en die Zijn zonen (erfenis) zijn in alle volken. Door Hem zijn zij goden en nemen zij deel aan zijn natuur: “Sta op, o God, oordeel de aarde, want Ú bezit alle volken. Ík heb wel gezegd: U bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste” (Ps. 82: 8, 6). D.m.v. de Metten Psalm, begrijpen wij dat het leven in het licht met de lichtstralen van God die verscholen is in Zijn woord, een kwestie van genade is die voortdurende smeekbeden van de mens vereist: “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Doe Uw aangezicht lichten over Uw dienaar, en leer mij Uw verordeningen” (Ps. 119: 105, 135). De Liturgie Psalm bevestigt dat Zijn glorie en majesteit door Zijn voortdurend aanwezigheid komt: “Majesteit en glorie zijn voor Zijn aangezicht, macht en luister in Zijn heiligdom” (Ps. 96: 6).
De brieven
De brieven beschrijven de glorie van de rechtvaardiging van de mens door Christus (Paulinisch brief), de glorie van groei door Hem te kennen (Katholieke brief) en glorie van de bescherming en voorzienigheid voor Zijn bruid de kerk(Praxis).
De Paulinische laat de glorie van de nieuwe mens in Christus zien: “Weet u niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als door u de wereld geoordeeld wordt … Weet u niet dat wij engelen zullen oordelen?” (1 Kor. 6: 2, 3.) De lezing laat ook zien hoe de mens van de laagste staat van zonde naar boven werd naar het niveau van heiligen: “Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven. Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God”(1 Kor. 6: 10–11).
De Katholieke brief daarentegen waarschuwt ons dat deze eer te verkrijgen, ijver, voorzichtigheid, waakzaamheid vraagt en voortdurende groei in genade nodig is: “Daarom, geliefden, terwijl u deze dingen verwacht, beijver u om onbevlekt en smetteloos door Hem bevonden te worden in vrede … wees op uw hoede, zodat u niet door de dwaling van normloze mensen wordt meegesleept en afvalt van uw eigen vastheid. Maar groei in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus” (2 Pet. 3: 14, 17, 18).
Wat betreft de lezing van de Praxis, laat het de heerlijkheid van de Zoon van God zien, die zijn kinderen verdedigt maar die ook omziet naar degenen die zich tegen Hem uit onwetendheid weren: “En terwijl hij onderweg was, gebeurde het dat hij dicht bij Damascus kwam. En plotseling omscheen hem een licht vanuit de hemel … En hij zei: Wie bent U, Heere? En de Heere zei: Ik ben Jezus, Die u vervolgt” (Hand. 9: 3, 5).
De Evangelies
De evangelies verklaren de heerlijkheid van de Zoon van God die anders is dan die van de mens of van de wereld (Vesper Evangelie), waartegen de dood niet kan staan (Metten Evangelie) en de glorie van de blijvende en eeuwigdurend voedsel (Liturgie Evangelie).
Het Vesper Evangelie laat het verschil zien tussen de heerlijkheid die de Joden verwachtten te zien – in de vorm van een aardse koning, een bepaalde gezaghebbende en aardse gaven – en Zijn ware heerlijkheid die Hij voor ons verlangt, zodanig dat zijn goddelijke vrede rijkelijk over ons uitgegoten wordt in overvloed: “Omdat Jezus nu wist dat zij zouden komen en Hem met geweld mee zouden nemen om Hem koning te maken, trok Hij Zich opnieuw terug op de berg, Hij Zelf alleen … zagen zij Jezus op de zee lopen en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd. Maar Hij zei tegen hen: Ik ben het, wees niet bevreesd” (Joh. 6: 15, 19, 20).
Wat betreft het Evangelie van Metten, toont het de heerlijkheid van zijn goddelijkheid woord die de mens beschermt van het eeuwige verderf: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand Mijn woord in acht genomen heeft, zal hij beslist de dood niet zien tot in eeuwigheid” (Joh. 8: 51). Jezus bevestigt dat ook dat zijn goddelijke glorie eerder gezien is door de profeten vele jaren vóór Zijn menswording, net zoals vader Abraham de heerlijkheid van de ingestelde verlossing heeft gezien, door de oog van de profetieën, die aan de mens geopenbaard zou worden: “Abraham, uw vader, verheugde zich er sterk op dat hij Mijn dag zou zien, en hij heeft die gezien en heeft zich verblijd” (Joh. 8: 56). Jezus maakt ook bekend dat de glorie van de Vader hetzelfde is als de glorie van de Zoon en dat het één en onscheidbaar is: “Als Ik Mijzelf eer, betekent Mijn eer niets; Mijn Vader is het Die Mij eert” (Joh. 8: 54).
Tenslotte, vraagt het Liturgie Evangelie ons, net zoals Jezus de menigte vroeg, voor welke doel zoeken wij Hem? En met welke intentie komen wij naar Hem toe? Is het voor aardse of hemelse zaken? Is het voor dingen die vergaan of dingen die onvergankelijk zijn? Is Hij (Jezus) enkel een middel om de dingen te bereiken die wij verlangen? Of is Hij zelf ons uiterste doel die wij willen kennen en verlangen wij Hem te hebben? “En zij kwamen in Kapernaüm om Jezus te zoeken. En toen zij Hem gevonden hadden aan de overkant van de zee, zeiden zij tegen Hem: Rabbi, wanneer bent U hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: U zoekt Mij, niet omdat u tekenen gezien hebt, maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent. Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld” (Joh. 6: 24–27).
Samenvatting van de lezingen
De heerlijkheid van de Zoon van God in de nieuwe mens is geopenbaard door Zijn goddelijke aanwezigheid (Liturgie Psalm en Evangelie) en door Zijn heilige woord (Metten Psalm en Evangelie). Zijn heerlijkheid en eer is anders dan die van de wereld waartegen de dood en hardnekkigen niet kan staan (Metten Evangelie, Praxis en Liturgie Evangelie). Wij leven in Zijn heerlijkheid, door Zijn rechtvaardiging voor ons en onze groei in Zijn kennis en genade (Paulinisch en Katholieke brieven).