De uitleg van de lezingen
De lezingen van deze Zondag vertellen ons over Christus, moge Zijn glorie geprezen worden, die de redding is van alle volken en de bron van het levend water.
Psalmen
In de vespers psalm, toont het de gevoelens en verzuchtingen van de mensheid in het Oude Testament, hun roep tot de vader en hun behoefte aan redding en Zijn Goddelijke genade. “Ik heb de HEERE lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smeekbeden. Want Hij neigt Zijn oor tot mij, daarom zal ik Hem al mijn dagen aanroepen.” (Psalm 116:1-2)
In de psalm van de Metten vertelt het ons over de reactie van de Vader op de roep van de mensheid tot Hem, de nederigheid van mensen zoals kinderen en het verschijnen van Zijn redding door Zijn Zoon; de Verlosser. “Maar ik riep de Naam van de HEERE aan: Och HEERE, bervijd mijn ziel! De HEERE is genadig en rechtvaardig, onze God is een ontfermer. De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, maar Hij heeft mij verlost.” (Psalm 116:4-6)
In de psalm van de liturgie vertelt het ons over het resultaat van de reactie van de Vader en de redding van de Zoon, de zegeningen die gratis zijn gegeven (de zegeningen van de incarnatie, kruisiging en opstanding) aan alle mensen: Joden en heidenen, allen die God vrezen of Zijn vrees zoeken; de kleinen en de groten. “De HEERE heeft aan ons gedacht: Hij zal
zegenen, Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis Aaron zegenen. Hij zal zegenen wie de HEERE vrezen, de kleinen met de groten.’’ (Psalm 115:12-13)
De Vespers Evangelie
In het Vesper Evangelie vertelt het ons over het verkeerde geloof van de Joden in de scheiding van Zijn getuigenis van de Vader en de nadruk van Christus, moge Zijn glorie geprezen worden, op de essentiële eenheid tussen Hem en de Vader en de redding die van de Vader is door de Zoon. (Joh. 3:16) “De Farizeeën dan zeiden tegen Hem: U getuigt van Uzelf, Uw getuigenis is niet waar. Jezus antwoordde en zei tegen hen: Hoewel Ik van Mijzelf getuig, is Mijn getuigenis waar, want Ik weet waar Ik vandaan gekomen ben en waar Ik heen ga, maar u weet niet waar Ik vandaan kom en waar Ik heen ga. U oordeelt naar het vlees, Ik oordeel niemand. En als Ik al oordeel, Mijn oordeel is waar, want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft. En er staat ook in uw wet geschreven dat het getuigenis van twee mensen waar is. Ik ben het Die van Mijzelf getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij. (Joh. 8:13-18)
Metten Evangelie
In het Metten Evangelie getuigt de Zoon van de Vader aan de wereld sinds het begin en in de volheid van de tijd bood Hij veel van de reddings gaven aan die verborgen waren voor de ongelovigen en onthuld werden aan de gelovigen door het kruis. ” Zij zeiden dan tegen Hem: Wie bent U? En Jezus zei tegen hen: Wat Ik u vanaf het begin al zeg. Ik heb veel over u te
zeggen en te oordelen, maar Hij Die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en wat Ik van Hem gehoord heb, spreek Ik tot de wereld. Zij begrepen niet dat Hij tegen hen over de Vader sprak. Jezus dan zei tegen hen: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, zult u inzien dat Ik het ben.” (Joh. 8:25-28)
Paulinische Brief
In de Paulinische Brief vertelt het over het leven van redding in de kerk en tegelijkertijd het getuigenis van de kerk van de redding, zodat alle kinderen van de kerk de oude mens afleggen en al zijn onreine daden, en de nieuwe mens aantrekken (doop) die altijd vernieuwd wordt in kennis naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft (door voortdurende bekering). “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. (Kol. 3:1-4)
Katholieke Brief
In de Katholieke Brief heeft de Zoon Zijn getuigenis aan ons getoond via het kruis. Wij moeten het getuigenis van Christus tonen omwille van onze broeders. “Hieraan leerden wij de liefde kennen, dat Hij voor ons Zijn leven heeft gegeven. Ook wij moeten voor de broeders het leven geven.’’ (1 Joh. 3:16)
Het getuigenis van de waarheid in Christus is groter dan het geweten van de mensheid da teen beperkt begrip heeft. “Hieraan weten wij dat wij uit de waarheid zijn, en zo zullen wij ons hart voor Hem geruststellen. Want als ons hart ons veroordeelt, God is meer dan ons hart, en Hij weet alle dingen.” (1 Joh. 3:19-20)
Het eindigt met het aantonen dat de Heilige Geest de geest is van het ware getuigenis van de Vader. “En wie Zijn geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft, namelijk aan de Geest, Die Hij ons gegeven heeft.” (1 Joh. 3:24)
Praxis
In de Praxis zien we de relevantie van de doop “Na de doop die Johannes gepredikt heeft: hoe God Jezus van Nazareth gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht,” (hand 10:37-38)
Het toon took de verlossingsmissie van de Zoon des Mensen aan en Zijn getuigenis in de wereld, het getuigenis van de kerk van Hem en in Hem. ” terwijl Hij goeddeed en allen die door de duivel overweldigd waren, genas, want God was met Hem. En wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, en te getuigen dat Hij Degene is Die door God aangesteld is tot een Rechter over levenden en doden.” (Hand. 10:38-42)
De getuigenis van de Zoon in het onderwerp van het hele boek ten behoeve van de verlossingsbelofte van iedereen die gelooft. ” Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in
Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam.” (Hand. 10:43)
Het liturgie Evangelie
In het liturgie-evangelie vertelt het over de verlossing van de Zoon voor iedereen (de Samaritaanse vrouw) en voor alle mensen (Samaria). Het eindigt met het getuigenis van de berouwvolle vrouw over de Zoon, de Verlosser, van haar leven als een ingang tot het geloof van de menigte in de reddingsleer van de Christus aan hen daarna. “En velen van de Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft alles tegen mij gezegd wat ik gedaan heb.
Toen dan de Samaritanen bij Hem gekomen waren, vroegen zij Hem bij hen te blijven, en Hij bleef daar twee dagen. En er kwamen er nog veel meer tot geloof, vanwege Zijn woord, en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Híj werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus. (Joh. 4:39-42)
De samenvatting van de uitleg
Christus, moge zijn glorie geprezen worden, is de redder van de volken.
De gevoelens en verzuchtingen van de mensheid in het Oude Testament, hun roep tot de Vader, hun behoefte aan redding en Zijn goddelijke genade. (Vesperspsalm)
De reactie van de Vader op de roep en het beroep van de mensheid tot Hem, de nederigheid van mensen voor Hem als kinderen en het verschijnen van Zijn redding door Zijn Zoon; de Verlosser. (Mettenpsalm)
De reactie van de Vader en de redding van de Zoon, de zegeningen die gratis worden gegeven (zegeningen van de incarnatie, kruisiging en opstanding) aan alle mensen (de Liturgiepsalm)
De verlossing van de Vader door de Zoon. (Vespers Evangelie)
De Zoon getuigt van de Vader aan de wereld sinds het begin en in de volheid van de tijd bood Hij veel van de reddingsgaven aan die verborgen waren voor de ongelovigen en onthuld werden aan de gelovigen door het kruis. (Metten Evangelie)
Het leven van redding in de kerk en tegelijkertijd het getuigenis van de kerk van de redding. (Paulinische Brief)
De Zoon heeft zijn getuigenis via het kruis aan ons getoond en wij moeten het getuigenis van de Christus tonen omwille van onze broeders. (Katholieke Brief)
De relevantie van redding voor de doop en het getuigenis van de Zoon is het onderwerp van het hele boek ten behoeve van de reddingsbelofte van iedereen die gelooft. (Praxis)
De redding van de Zoon voor iedereen (de Samaritaanse vrouw) en voor alle mensen (Samaria). (het liturgie Evangelie)
Commentaar van de kerkvaders op Johannes 4:1-15
4:1 De Farizeeën Hadden Gehoord van Jezus’ Werken
Christus Wilde Hun Boosheid Verzachten CHRYSOSTOMUS:
[Christus handelde] niet uit angst, maar om hun boosheid weg te nemen en hun
afgunst te verzachten. Hij was inderdaad in staat om hen tegen te houden wanneer ze tegen Hem
opkwamen, maar Hij wilde niet voortdurend op deze manier gevonden worden. Anders zouden mensen
kunnen denken dat Zijn incarnatie in het vlees niet echt was. Want als Hij altijd werd gegrepen en dan
ontsnapte, zou dit veel argwaan hebben gewekt. In plaats daarvan deed Hij dingen daarom meestal op
een menselijke manier. HOMILIES OVER HET EVANGELIE VAN JOHANNES 31.1. (Oden &
Elowsky, 2006, p. 141).
Het Is Geen Zonde om voor Vervolgers te Vluchten AUGUSTINUS:
Zeker, als de kennis van de Farizeeën, dat onze Heer meer discipelen maakte en meer
doopte dan Johannes, hen ertoe had gebracht om Hem volledig te volgen en te verlangen naar de doop
door Hem, dan zou Hij Judea niet hebben verlaten; Hij zou eerder omwille van hen zijn gebleven. Maar
toen Hij zag dat deze kennis over Hem gepaard ging met afgunst, waardoor ze vervolgers werden in
plaats van volgelingen, vertrok Hij. Hij had ook onder hen kunnen blijven, als Hij had willen laten zien
dat het voor een dienaar van God geen zonde was om toevlucht te zoeken voor de woede van vervolgers.
… Hij deed dit als een goede Leraar, niet uit angst voor Zichzelf, maar voor onze leer. TRAKTATEN
OVER HET EVANGELIE VAN JOHANNES 15.2. (Oden & Elowsky, 2006, p. 141-142).
4:6a Jakobs Bron
Bediening aan de Heidenen en Redding van de Patriarchen CYRILLUS VAN ALEXANDRIË:
Nadat Hij de grenzen van Judea was overgestoken en nu onder
vreemden was, rustte de Verlosser bij Jakobs bron. Hij toont ons opnieuw, als in een type en duister,
dat de prediking van het evangelie vanuit Jeruzalem zou vertrekken en het Goddelijke Woord Zich
uiteindelijk zou uitbreiden naar de heidenen. Dit betekent echter niet dat de patriarchen minder geëerd
zullen worden. Christus zal hen opnieuw omarmen en zal opnieuw verfrist en gerust zijn, zoals in Zijn
heiligen, en hen de oorspronkelijke onvergankelijke genade behouden. COMMENTAAR OP HET
EVANGELIE VAN JOHANNES 2.4. (Oden & Elowsky, 2006, p. 144).
4:6b Jezus Is Moe
Goddelijke Majesteit in de Gevoelens van onze Menselijke Natuur AMBROSIUS:
Veel dingen lezen en geloven we in het licht van het sacrament van de incarnatie. Zelfs
in de affecties van onze menselijke natuur aanschouwen we de Goddelijke Majesteit. Jezus is vermoeid
van Zijn reis, opdat Hij de vermoeiden kan verfrissen. Hij verlangt te drinken wanneer Hij op het punt
staat Geestelijk drinken te geven aan de dorstigen; Hij had honger toen Hij op het punt stond het Voedsel
van de Redding te verschaffen aan de hongerigen. OVER HET CHRISTELIJK GELOOF 5.4.53. (Oden
& Elowsky, 2006, p. 144).
Rivieren van Levend Water HILARIUS VAN POITIERS:
Als we het mysterie van Zijn tranen, honger en dorst niet begrijpen, laten
we dan bedenken dat … Hij die dorst had, uit Zichzelf rivieren van levend water gaf. … Wanneer Hij at
en dronk, was het een concessie, niet aan Zijn eigen behoeften, maar aan onze gewoonten. OVER DE
DRIE-EENHEID 10.24. (Oden & Elowsky, 2006, p. 144).
4:9 Hoe Kan Het Dat een Jood een Samaritaan te Drinken Vraagt?
Samaritanen Kunnen Omgang Hebben met Joden, Maar Andersom Niet CHRYSOSTOMUS:
Nadat de Joden terugkeerden uit hun gevangenschap waren ze jaloers op de
Samaritanen, die ze beschouwden als buitenstaanders en vijanden. … De Samaritanen gebruikten niet
alle Schriften, maar alleen de geschriften van Mozes, en ze maakten weinig gebruik van de profeten.
Ze waren erop gebrand hun Joodse afkomst op te eisen en waren trots op Abraham, die ze hun voorvader
noemden, omdat hij uit Chaldea kwam, en ook op Jakob, omdat ze zijn nakomelingen waren. Maar de
Joden beschouwden hen als heidenen en dachten dat ze evenzeer een gruwel waren als de rest van de
heidense wereld. … En dus vraagt de vrouw, nadat haar is gezegd: “Geef Mij te drinken”, heel natuurlijk:
“Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?”… Ze wist dat
hij een Jood was door zijn uiterlijk en spraak. Let op hoe attent ze hier is. Zelfs als onze Heer gebonden
zou zijn geweest om geen contact met haar te hebben, was dat Zijn zaak, niet die van haar. De Evangelist
zegt niet dat de Samaritanen geen omgang zouden hebben met de Joden, maar dat de Joden geen
omgang hebben met de Samaritanen. De vrouw, hoewel ze zelf geen schuld had, wilde echter hetgeen
corrigeren wat ze dacht dat onwettig werd gedaan. HOMILIES OVER HET EVANGELIE VAN
JOHANNES 31.2.4. (Oden & Elowsky, 2006, p. 148).
4:10a Het Geschenk van God
Water en Geest Als Geschenk van God AUGUSTINUS:
Is het niet zo dat de Heilige Geest het “Geschenk van God” wordt genoemd in de
heilige boeken? Als mensen hiernaar zoeken, hebben we in het Evangelie volgens Johannes de woorden
van onze Heer Jezus Christus, Die zegt: “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie
in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” En
de Evangelist gaat verder met de toevoeging: “En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven,
ontvangen zouden.” (Johannes 7:37-39) En daarom zegt Paulus de apostel ook: “en wij allen zijn van
één Geest doordrenkt.” (1 Korinthiërs 12:13) De vraag is dan of dat water, wat het geschenk van God
wordt genoemd, de Heilige Geest is. Maar zoals we hier vinden dat dit water de Heilige Geest is, zo
vinden we elders in het Evangelie zelf dat dit water het geschenk van God wordt genoemd. Want toen
Dezelfde Heer sprak met de Samaritaanse vrouw bij de put, tegen wie Hij had gezegd: “Geef Mij te
drinken”, en zij had geantwoord dat de Joden “geen omgang” hebben met de Samaritanen, antwoordde
Jezus haar en zei: “Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te
drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.”… Omdat dit
levende water de Heilige Geest is, zoals de Evangelist ons heeft uitgelegd, is de Geest zonder twijfel
het Geschenk van God, Waarvan de Heer hier zegt: “Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is
Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water
gegeven hebben.” Want wat in de ene passage is, “Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste
vloeien,” is in het andere, “zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.”
OVER DE DRIE-EENHEID 15.19.33. (Oden & Elowsky, 2006, p. 148-149).
De Drank Die Gegeven Wordt, Is het Evangelie EUSEBIUS VAN CAESAREA:
En op die dag staat er geschreven: “levend water vanuit Jeruzalem zal
stromen.” (Zacharia 14:8) Dit is die geestelijke, zoete, levengevende en reddende drank van de leer van
Christus. Hij spreekt erover in het Evangelie volgens Johannes, wanneer Hij de Samaritaanse vrouw
instrueert. … Wat was dan deze drank die vanuit Jeruzalem stroomde? Dit is omdat vanuit daar Zijn
evangelie uitging en Zijn verkondigers de wereld vervulden. Met de woorden “de ene helft ervan naar
de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen” (Zacharia 14:8) worden de
grenzen van de hele wereld bedoeld. Dat wat naar de oostelijke oceaan toe is, wordt “de eerste zee”
genoemd, en met “de laatste zee” wordt hetgeen dat naar het westen gaat bedoeld, waarin inderdaad het
levende water van de reddende leer van het evangelie zich had verspreid. Hij heeft hier ook over
onderwezen toen Hij zei: “wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst
meer krijgen.” BEWIJS VAN HET EVANGELIE 6.18.48-49. (Oden & Elowsky, 2006, p. 149).
4:10b Levend Water
Levend Water Is Niet Stilstaand AUGUSTINUS:
Water dat uit een bron stroomt, wordt doorgaans levend water genoemd. Water dat
verzameld wordt van regen in plassen en cisternen wordt geen levend water genoemd. Het kan
oorspronkelijk uit een bron gestroomd zijn; maar toch, als het zich ergens verzamelt en blijft staan
zonder enige verbinding met zijn bron, gescheiden als het ware van het kanaal van de bron, dan wordt
het niet “levend water” genoemd. Water wordt aangeduid als “levend” wanneer het genomen wordt
terwijl het stroomt. Dit is het soort water dat in die fontein was. TRAKTATEN OVER HET
EVANGELIE VAN JOHANNES 15.12. (Oden & Elowsky, 2006, p. 149-150).
Het Levende Water Is de Geest en Kracht van Christus HERACLEON (VIA ORIGEN):
[Heracleon] heeft geen ongelijk wanneer hij zegt dat “het water dat de
Verlosser geeft, van Zijn Geest en Kracht is.” En hij heeft de verklaring “maar wie drinkt van het water
dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen.” als volgt uitgelegd met deze woorden:
“Want het leven dat Hij geeft is eeuwig en vergaat nooit, zoals inderdaad het eerste leven dat uit de
bron komt; zo is het leven dat Hij geeft blijvend. Want de genade en het geschenk van onze Verlosser
worden niet weggenomen, noch worden ze opgebruikt, noch vergaan ze, wanneer men er deel van
wordt.” … Nu is [Heracleons] interpretatie van het “opspringende water” niet weinig overtuigend. Hij
neemt aan dat dit verwijst “naar degenen die deel hebben aan wat hun overvloedig van boven wordt
geleverd en die zelf veroorzaken dat wat aan hen geleverd wordt, opborrelt voor het eeuwige leven van
anderen.” Maar hij prijst ook de Samaritaanse vrouw “omdat ze een geloof heeft getoond dat zonder
aarzeling is en passend was voor haar aard, toen ze geen twijfel had over wat Hij tegen haar zei.”
COMMENTAAR OP HET EVANGELIE VAN JOHANNES 13.59-60, 62-63. (Oden & Elowsky,
2006, p. 150).
De Menselijke Natuur Ontluikt tot een Deugdzaam Leven CYRILLUS VAN ALEXANDRIË:
Jezus noemt het levendmakende Geschenk van de Geest “levend
water”, omdat louter menselijke natuur tot aan zijn wortels uitgedroogd is, nu dor en verstoken van alle
deugd door de misdaden van de duivel. Maar nu keert de menselijke natuur terug naar zijn
oorspronkelijke schoonheid, en door dat wat levengevend is binnen te nemen, wordt het verfraaid met
een verscheidenheid aan goede dingen en, ontluikend tot een deugdzaam leven, zendt het gezonde loten
van liefde uit naar God. COMMENTAAR OP HET EVANGELIE VAN JOHANNES 2.4. (Oden &
Elowsky, 2006, p. 150).
4:11 De Put Is Diep
Verfrissend Water Getrokken in Onze Gedachten CAESARIUS VAN ARLES:
Voor de komst van de Heer was de put ook diep en zonder een emmer
kon niemand water voor zichzelf putten. Onze Heer, de levende bron, kwam om de harten van alle
mensen te reinigen, om hun dorst te lessen en hun zielen te verzadigen. Bovendien zocht Hij niet naar
een emmer om het water te putten, maar uit eigen beweging goot Hij Zichzelf in de gedachten van ieder
mens. PREDIKING 170.4. (Oden & Elowsky, 2006, p. 150-151).
Deze Put Is de Genade van de Geest AMBROSIS:
Deze put is duidelijk de genade van de Geest, een stroom die voortkomt uit de levende
fontein. De Heilige Geest is dan ook de bron van het eeuwige leven. … Dit water, de genade van de
Geest, is zo verfrissend. Wie zal deze fontein aan mijn borst geven? Laat het in mij opborrelen, laat wat
eeuwig leven geeft over mij stromen. Laat die fontein over ons heen stromen en niet wegstromen. …
Hoe zal ik dit water vasthouden zodat het niet wegstroomt of wegglijdt? OVER DE HEILIGE GEEST
1.16.180-181. (Oden & Elowsky, 2006, p. 151).
4:13 Degenen Die van Dit Water Drinken, Zullen Opnieuw Dorst Krijgen.
Ideeën Die Niet Verzadigen en Degenen Die Eeuwig Leven Geven ORIGENES:
Men moet onderzoeken wat bedoeld wordt met “zal dorst krijgen” in de uitspraak “Ieder
die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen.” … Wat in de eerste plaats wordt bedoeld, zou iets als
dit zijn: hij die deelneemt aan verondersteld diepzinnige gedachten, zal nieuwe vragen stellen wanneer
hij ze opnieuw overweegt, zelfs als hij voor een korte tijd verzadigd is en de ideeën accepteert, die
uitgelegd worden, en hij ze denkt te hebben ontdekt als meest diepzinnig. … Maar [het Woord] zegt: Ik
heb de leer, die een fontein van levend water wordt in degene die heeft ontvangen wat ik heb verklaard.
En hij die van mijn water heeft ontvangen, zal zo’n groot voordeel ontvangen, dat een fontein die in
staat is om alles wat onderzocht wordt te ontdekken, binnenin hem zal opborrelen. De wateren zullen
omhoog springen. Ook zijn begrip zal opspringen en zo snel mogelijk vliegen in overeenstemming met
het levendig stromende water, waarbij het opspringen en springen zelf, hem naar dat hogere eeuwige
leven draagt. COMMENTAAR OP HET EVANGELIE VAN JOHANNES 13.13, 15-16. (Oden &
Elowsky, 2006, p. 152).
De Genoegens van de Wereld Lessen Nooit Onze Dorst AUGUSTINUS:
Laten we het niet over het hoofd zien dat de Heer iets geestelijks beloofde. Wat bedoelt
Hij wanneer Hij zegt: “Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen.”? Dit geldt zowel voor dit
water, als voor wat het water symboliseert. Aangezien het water in de put het genot van de wereld is in
haar duistere diepte: halen mensen het hiervan met het vat van lust. Al vooroverbuigend laten ze de lust
zakken om het genot te bereiken dat uit de diepte van de put wordt gehaald, en ze genieten van het genot
en de voorafgaande lust die ze laten zakken om het te halen. Want wie zijn lust niet van tevoren heeft
weggestuurd, kan niet bij het genot komen. Beschouw lust dus als het vat en genot als het water uit de
diepte van de put. Wanneer iemand zich eenmaal in het genot van deze wereld bevindt, of het nu gaat
om eten of drinken, een bad, een show, een affaire, is er dan een manier waarop hij of zij niet opnieuw
dorst zal hebben? Daarom zei Hij: “Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen.” Maar als hij
water van Mij ontvangt, “zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen.” “Wij worden verzadigd,” staat er
geschreven, “met het goede van Uw paleis.” (Psalm 65:5) Van welk water zal [Jezus] dan geven,
behalve van dat waarvan gezegd wordt: “Bij U is de bron van het leven.”? (Psalm 36:10) Want hoe
kunnen zij dorst hebben die “verzadigd worden met de overvloed van Uw huis?” (Psalm 36:9)
TRAKTATEN OVER HET EVANGELIE VAN JOHANNES 15.16. (Oden & Elowsky, 2006, p. 152).
4:14 Het Water van het Eeuwige Leven
Het Vuur en het Water van de Geest CHRYSOSTOMUS:
Soms noemt de Schrift de genade van de Geest “vuur” en andere keren wordt de
Geest het “water” genoemd. Op deze manier wordt getoond dat deze namen niet de essentie ervan
beschrijven, maar de werking ervan. Want de Geest, die onzichtbaar en eenvoudig is, kan niet bestaan
uit verschillende substanties. … Op dezelfde manier wordt de Geest “vuur” genoemd, verwijzend naar
de opwekkende en verwarmende eigenschap van genade en Zijn vermogen om zonden te vernietigen.
En wordt de Geest het “water” genoemd om de reiniging te benadrukken en de grote verfrissing die Hij
biedt aan die geesten die het ontvangen. Want het maakt de welwillende ziel als een soort tuin,
dichtbegroeid met allerlei vruchtbare en productieve bomen, waardoor het haar noch neerslachtigheid
noch de listen van Satan laat voelen. Het dooft alle brandende pijlen van de boze uit. HOMILIES OVER
HET EVANGELIE VAN JOHANNES 32.1. (Oden & Elowsky, 2006, p. 153).
De Geest in het Woord Is Voldoende om te Onderwijzen CYRILLUS VAN ALEXANDRIË:
We moeten opnieuw weten dat de Verlosser hier de genade van de
Heilige Geest water noemt. Als iemand van dit water drinkt, zal hij de gave van het Goddelijk onderricht
voortdurend van binnenuit hebben opborrelen. Hij heeft geen vermaning van anderen nodig. Het is
veeleer genoeg om hen, die dorsten naar het Goddelijke en Hemelse Woord, aan te sporen om toch nog
in dit huidige leven, en op aarde, samen te leven met de heilige profeten en apostelen. Ze zijn
erfgenamen van hun diensten waarover geschreven werd: “U zult met vreugde water scheppen uit de
bronnen van het heil.” (Jesaja 12:3) COMMENTAAR OP HET EVANGELIE VAN JOHANNES 2.4.
(Oden & Elowsky, 2006, p. 153).
4:15 Geef Mij Dit Water, Opdat Ik Niet Dorstig Word.
Ze Vereert Jezus Meer Dan Jakob CHRYSOSTOMUS:
Zie hoe de vrouw stap voor stap wordt geleid naar een hoger begrip. Eerst dacht
ze dat Jezus een losbandige Jood was die de wet overtrad. … Vervolgens, toen ze hoorde over het
levende water, dacht ze dat het materieel water betekende. Daarna begrijpt ze het als een spirituele
uitspraak en gelooft dat het de dorst kan lessen. Ze weet echter nog niet wat het is, enkel begrijpend dat
het superieur was aan materiële zaken. … “De vrouw zei tegen Hem: Heere, geef mij dat water, opdat
ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.’” Let op hoe ze hem verkiest
boven de patriarch Jakob, voor wie ze voorheen zo’n verering had. HOMILIES OVER HET
EVANGELIE VAN JOHANNES 32.1. (Oden & Elowsky, 2006, p. 154).
Geen Arbeid Meer Nodig AUGUSTINUS:
De vrouw richt zich nog steeds op haar lichamelijke behoeften. Ze is verheugd met
het idee dat ze nooit meer dorst zal hebben en neemt deze belofte van onze Heer op deze manier aan.
En dit zal ook het geval zijn, hoewel ze tot de opstanding van de doden zal moeten wachten. Maar ze
wilde dit nu. God had inderdaad ooit toegestaan dat Elia veertig dagen lang noch honger noch dorst
had, en als Hij dit voor veertig dagen kon toestaan, waarom dan niet voor altijd? Dit is waar ze naar
verlangde, om niets te missen en gespaard te blijven van haar harde arbeid, want ze kwam dag na dag
naar die bron, belast met dat zware gewicht op haar schouders dat moest voorzien in wat ze miste. …
Haar armoede dwong haar om te werken boven haar kracht. Kon ze maar de uitnodiging horen. “Kom
naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven!” (Mattheüs 11:28) In feite is dit
wat Jezus tegen haar zei. Hij vertelde haar dat ze niet langer zo hoefde te werken, maar ze begreep het
nog niet. TRAKTATEN OVER HET EVANGELIE VAN JOHANNES 15.16, 17. (Oden & Elowsky,
2006, p. 154).
Bron
Oden, T.C. & Elowsky, J.C. (2006). John 1-10 (The Ancient Christian Commentary on Scripture, New
Testament part IVa). Illinois (U.S.A): InterVarsity Press. Pages 141-142, 144, 148-151, 152, 153, 154.