Introductie
We buigen neer in nederigheid en in vreze voor de zoon van de levende God, die is gekruisigd omwille van onze verlossing. Dat we voortdurend durven mogen vragen van Zijn grootheid en majesteit in alle bescheidenheid en met zachtmoedigheid, om ons toe te staan om dichter bij het mysterie van zijn kruisiging te komen. En dat Hij ons ook moge schenken door zijn gerechtigheid en liefde, de begeleiding van de Heilige Geest en dat het licht van zijn wijsheid op ons moge schijnen. Zodat wij kunnen deelnemen in het licht van overvloed van zijn glorieuze kruis en zodat wij zelfs één van de vele stralen van het Kruis van de Zoon van de levende God kunnen bevatten en dat het aan ons geopenbaard kan worden.
Om de lezingen van deze bijzondere dag te begrijpen, zijn vele jaren van diepe concentratie en bezinning nodig en dat iemand zijn eigen onwetendheid, zwakte en gebreken erkent. Voor ons staat een goddelijke symfonie aan geschrift (d.w.z. Bijbelse) lezingen en wellicht overdrijf ik niet wanneer ik zeg dat degene die de lezingen hebben uitgekozen begeleid waren door de Heilige Geest in het kiezen van de lezingen. Mogelijkerwijs baden zij veel totdat het licht van de Zoon in hun scheen zoals de dageraad, toen zij een diepere begrip en besef van de lezingen bereikte die de simpele betekenis te boven ging. Deze specifieke lezingen, wanneer gezamenlijk onderzocht worden, betuigen de heerlijkheid en betekenis van het kruis van onze Heer, de morgenster.
De lezingen van deze dag zijn verdeeld over zes uren en vinden plaats binnen en buiten de Golgotha. De lezingen zijn voor alle tijden en zijn ook van deze tijd. In het kruis, zien wij alles wat goddelijk is door zijn heerlijkheid en alles menselijk is vanwege zijn zwakheid. Echter door de lezingen, wordt de zwakheid van de mens verheven naar datgeen wat krachtiger is dan elke macht en groter is dan alles glorie, door onze Heer Jezus Christus
De volgende thema’s komen in de lezingen aan bod:
– het eerste uur: de Zoon van God en de verlossing door zijn Kruis
– het derde uur: de Goddelijke gerechtigheid van de Zoon op het Kruis
– het zesde uur: de tekenen van het Kruis
– het negende uur: hoe het Kruis een bron van leven en grond voor veroordeling werd is geworden
– het elfde uur: een licht dat een eeuwige vreugde schijnt
– het twaalfde uur: hoe de dood van de Zoon een redding van de dood is geworden.
Uitleg van de lezingen van het eerste uur van Goede Vrijdag
De lezingen uit dit uur vertellen ons over onze Machtige Verlosser, die ons over heeft gebracht naar het nieuwe leven door middel van Zijn kruisiging, en hoe Zijn voorspraak voor ons aan de Vader is gebleken middels Zijn Kruis (Deuteronomium). Vanwege de verspreiding van corruptie die, zonder uitzondering, in de natuur van de gehele mensheid aanwezig was (Jesaja 1) beëindigde Hij de aanbidding van de afgoden middels de glorie van Zijn Kruis (Jesaja 2) en toonde ons de stralen van Zijn Goddelijke goedheid (Jeremia 22 en 23). Hij werd de Bron van genezing en vergiffenis middels Zijn liefde (Jeremia), en de vervloeking werd het lot van hen die Hem weigerden (Jesaja 24), omdat zij de Zoon van God weigerden (de wijsheid van Solomon) – dit werd het lot van ook hun priesters en oversten (Job), die Hem minachtten (Zacharias). Daarom werden hun levens verwoest (Micha 1 en 2). Laten wij daarom vasthouden aan zijn Verlossing om te ontsnappen aan zijn wraak (Micha 7).
De lezingen van het eerste uur van Goede Vrijdag
Deuteronomium 8:19 – 9:24
In deze lezing zijn er drie belangrijke punten die verwijzen naar de Verlosser in het nieuwe testament waarvan Mozes een symbool is. Ten eerste, het kruis en de verlossing van Christus is onze overgang
(Engels: Passover) naar een nieuwe leven en eeuwige erfenis. “Hoor, Israël! Gij zult heden over de Jordaan trekken om het gebied in bezit te gaan nemen van volken, die groter en machtiger zijn dan gij, grote steden, hemelhoog versterkt.” (Deuteronomium 9:1)
Ten tweede, de verlossing is de vervulling en de voltooiing van het goddelijke verbond die gemaakt is met onze vaders de profeten in het verleden, niet omdat de mensheid het verdient maar zijn verbond trouw is. “Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here , uw God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft.” Deuteronomium 9:5
Ten derde, wij zien in deze lezing ook de voorspraak van Mozes aan God omwille van het volk van Israël en zijn broeder Aäron dat een symbool is voor de voorspraak van de boetedoening van de Zoon van God voor ons bestwil. “Want ik vreesde de toorn en de grimmigheid, waarmede de Here tegen u toornig geworden was, zodat Hij u wilde verdelgen. Maar ook ditmaal hoorde de naar mij. Ook op Aäron was de Here zozeer vertoornd, dat Hij hem wilde verdelgen; daarom bad ik toen ook voor Aäron.” (Deuteronomium 9:19, 20). Verder lezen wij in deze lezing hoe Mozes naar beneden kwam van de hoogste berg en de ondergang van zijn volk zag, hoe hij naar zijn volk heeft omgezien en hun voorspraak is geweest bij God waardoor zij verlost werden van verdoemenis. Dit is ook een symbool voor de zoon van God die naar beneden kwam en “Zichzelf ontledigd heeft” (Filippenzen 2:7) om met ons te zijn op aarde en naar ons heeft omgezien en ook een voorspraak is geweest voor ons door te bidden naar de Vader (Johannes 17) en ook een symbool voor zijn kruisiging en reine bloed die ons verlost van het verderf.
De heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem zegt ook ‘Niet alleen het volk (van Israël) hebben gezondigd maar ook de hogepriester Aäron. Want het is Mozes die zegt “Ook op Aäron was de HEERE zo toornig … maar ik bad in die tijd ook voor Aäron” en God vergaf hem. Wat heeft Mozes dan bereikt die tot God bad voor een hogepriester die gezondigd heeft en zou Jezus, Zijn Eniggeboren, ook niet zoiets dergelijks bereiken wanneer hij voor ons bidt? En als Hij Aäron niet heeft verhinderd van hogepriesterschap vanwege zijn zonde, zal Hij dan jou, die van de heidenen komt, afwenden om tot de verlossing te komen?’ (De Catechetisch lezingen van de heilige Cyrillus van Jeruzalem, lezing 2, artikel 10)
M.a.w. de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem, legt uit dat de zonde van Aäron niet het einde van zijn dient betekende, maar dat hij hogepriester bleef en in diezelfde zin worden wij ook verlost door de voorspraak van Jezus.
Jesaja 1: 2-9
Deze profetie laat het verderf van de mensheid zien en hun nood voor de verlossing. Vanaf het begin van het boek van Jesaja is het algemene thema de verlossing, en hoe God naar zijn volk omziet en naar de hele mensheid zoekt, zowel Joden als de heidenen.
“Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid; 6van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie verzacht.” (Jesaja 1:5-6)
Het hele boek spreekt over de zonde en het verderf van alle men en hun nood voor de verlossing en dat is waarom “de Heilige Israëls” ongeveer 30 keer in het boek Jesaja voorkomt als één van de titels (namen) van God. Deze titel is alleen 5 keer voorgekomen in andere boeken van de Heilige Bijbel.
Jesaja 2:10-21
Deze profetie laat het beeld van de aarde zien gedurende en na de kruisiging wanneer de glorie en kracht van de gekruisigde zich openbaarde en de rotsen scheurde, heel de natuur geschud werd, de aarde beefde en afgoderij vernietigd werd door de kracht van Zijn kruis.
“Ga in de rotskloven en verberg u in de grond voor de verschrikking des Heren en voor de luister zijner majesteit.” (Jesaja 2:10)
“Te dien dage zal de mens zijn zilveren en gouden afgoden, die hij zich gemaakt had om zich daarvoor neer te buigen, voor de ratten en de vleermuizen werpen, bij zijn vlucht in de rotsholten en in de bergspleten vanwege de verschrikking des Heren en de luister zijner majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te verschrikken.” (Jesaja 2:20, 21)
Jeremia 22:29 – 23:6
In deze profetie zien wij dat de Heer naar zijn volk omziet en hun redt omwille van zijn Heilige Naam, ondanks de misleiding van de herders en ondergang van de mensheid.
“Daarom, zo zegt de Here , de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des Heren.” (Jeremia 23:2)
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen” (Jeremia 23:5,6)
Jeremia & Zacharia
Deze profetie vertelt ons over de natuur van de Verlosser, zijn onschuldige bloed en hoe de essentie van zijn boodschap de zieken geneest en leidt tot vergiffenis van de zonden. Het profeteert ook over hoe de Schriftgeleerden en hogepriesters samenspanden tegen Jezus en hoe laag het prijs was die zij hem geschat hebben, en zij ontvingen daarvoor het oordeel des verderf.
“En Jeremia zeide tot Paschur: u heeft met uw vaderen weerstand geboden aan de waarheid voor een zekere tijd, en uw kinderen die na u kwamen; zij die erger gezondigd hebben. Want zij hebben hem, die geen prijs heeft, op een prijs geschat, en zij hebben hem leed aangedaan, die ziektes geneest en zonden vergeeft. Zij namen de dertig zilverlingen, de prijs waarop hij geschat is, geschat door de zonen Israëls, en gaven die voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heer mij opgedragen had. Ik zeg alzo: het oordeel van verderf zal op hen zijn tot in eeuwigheid en op hun kinderen, want zij hebben onschuldig bloed veroordeelt.”
Deze profetie is toegekend aan Jeremia terwijl deze eigenlijk door Zacharia is geprofeteerd en ook in het boek van Zacharia voorkomt (Zacharia 11: 12,13). Het eerste boek van de profeten in de Talmoed is Jeremia en derhalve is die naam gegeven om alle boeken van de profeten aan te duiden. Volgens het Joodse traditie is het oude testament verdeeld in drie onderdelen: het eerste deel is de (boeken van de) wet, het tweede deel zijn de psalmen, en het derde deel zijn (de boeken van) de profeten. Omdat de naam Jeremia verwijst naar alle profeten, is er verwarring ontstaan en wordt deze passage “gevonden” in Jeremia volgens de Talmoed (Bron: Vader Antonius Fikr)
Jesaja 21: 1-13
In deze profetie lezen wij hoe het lot van de mensheid vervloekt is en tot verdoemenis leidt wanneer het de verlossing verwerpt. Zoals de Here heeft gezegd, degene die hebben geweigerd verzameld te worden door Zijn liefde, heeft Hij hun huizen in verwoesting achtergelaten. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd in minder dan 40 jaar na de kruisiging, tijdens het rijk van Titus de Romein
“Zie, de Here ontledigt en verwoest de aarde, keert haar onderstboven en verstrooit haar inwoners. Dan vergaat het de priester als het volk, de heer als de knecht” (Jesaja 1: 1,2)
“Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over.” (Jesaja 24: 5, 6)
“Gejammer over de wijn in de straten! Alle vreugde is ondergegaan, de vrolijkheid der aarde is verdwenen. Wat rest in de stad, is verwoesting, en de poort is tot puin verbrijzeld.” (Jesaja 24:11, 12)
De wijsheid van Salomo 2: 12-22
Het boek der wijsheid (ook wel de wijsheid van Salomo genoemd), is één van de mooiste en meest nauwkeurigste profetieën, alsof Koning Salomo precies voor de kruisiging stond in Golgotha. En dat terwijl deze profetie ongeveer 1000 jaar vóór Christus is geschreven. In deze profetie lezen wij over een persoon die zichzelf beschrijft als de Zoon van God “en noemt zichzelf een kind des Heren” (Wijsheid van Salomo 2: 13). “De rechtvaardige is een zoon Gods” (Wijsheid van Salomo 2: 18) “en pocht dat God zijn vader is” (Wijsheid van Salomo 2: 16) en hij verwijt de leiders en het volk want Hij “stelt zich tegen onze werken, en verwijt ons de zonden begaan tegen de wet, en maakt gerucht van ons vanwege de zonden onzer wandeling” (Wijsheid van Salomo 2: 12). Het verschil in manier van leven en gedrag tussen hem en de mens is net zoals het verschil tussen de mens en de dieren “want zijn leven is de anderen ongelijk, en zijn paden zijn gans andere.” (Wijsheid van Salomo 2: 15) dus “laat ons hem tot een schandelijke dood verwijzen” (Wijsheid van Salomo 2: 20).
Is er een profetie die duidelijker en nog nauwkeuriger is dan deze?
Job 12:17 – 13:1
Deze profetie zet voort de thema van de vorige profetie over hoe de hoogmoed en valse trots van de leiders hun heeft verblind.
“Raadsheren zendt Hij barrevoets heen, en rechters maakt Hij tot dwazen. Boeien, door koningen aangelegd, slaakt Hij en Hij bindt een band om hun lendenen. Priesters zendt Hij barrevoets heen en wie vast staan, stort Hij neer.” (Job 12:17-19)
“Zij tasten rond in lichtloze duisternis, en Hij doet hen dwalen als een beschonkene.” (Job 12: 25) terwijl in deze tijd, geneest, verlicht en bevrijdt Hij (Jezus) de gelovigen en de nederigen en ziet Hij om naar de dwalende.
“Hij beneemt de spraak aan hen op wie men vertrouwen stelt, en neemt het onderscheidingsvermogen der ouden weg. Hij giet smaad uit over edelen en maakt de gordel van machtigen los. Hij legt de diepten uit de donkerheid bloot en brengt de diepe duisternis aan het licht” (Job 12: 20-22)
Zacharia 11:11-14
Deze profetie gaat over de loon die Judas ontving voor het verraad van Jezus, die hij voor de hogepriesters en oversten wierp voordat hij zichzelf ophing. Deze profetie wordt dus herhaald maar deze keer met de toevoeging dat het resultaat van het verraad verwoesting is, en het verbond tussen Juda & Israël beëindigt.
“Maar de Here zeide tot mij: Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop Ik hunnerzijds geschat ben! En ik heb de dertig zilverstukken genomen en die in het huis des Heren de pottenbakker toegeworpen. Daarop heb ik mijn tweede staf, Samenbinding, verbroken, tenietdoende de broederschap tussen Juda en Israël.” (Zacharia 11: 13,14).
Micha 1:16 – 2:3 & Micha 7:1-8
De laatste twee profetieën van het eerste uur van goede vrijdag laat het lot van het Joodse volk zien wanneer zij de verlossing verwerpen.
“Maak u kaal en scheer u om uw troetelkinderen; maak u een kale plek, zo groot als van een gier, omdat zij van u weggaan in ballingschap.” (Micha 1:16)
Het is bijzonder om te zien dat hetgeen wat in de tweede profetie van Micha staat, precies hetgeen is wat Jezus tot zijn discipelen heeft gezegd wanneer hij hun had geroepen om te dienen (Mattheüs 10: 35, 36)
“Want de zoon minacht de vader; de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; des mensen huisgenoten zijn zijn vijanden.” (Micha 7:6)
Tegelijkertijd, roept de profetie op iedereen om vast te houden aan Gods verlossing. “Maar ik zal uitzien naar de Here , ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen.” (Micha 7:7)
De Paulinische brief
1 Korintiërs 1:23 – 2:5
Hier presenteert St. Paulus het kruis van Christus, aan wie alle glorie is, of de gekruisigde Jezus Christus, tegen alle macht en wijsheid in waar de wereld over trotseert, zodat wij mogen weten en ervaren en overtuigd worden, dat hetgeen wat Jezus heeft laten zien met de zwakte van het kruis, groter is dan welk macht in de wereld dan ook, net zoals wij in de hymne ‘Omonogenies’ bidden. De hemelse wijsheid die op de mensheid schijnt door het kruis heeft de wijsheid van de wereld en al haar filosofieën blootgesteld als dwaasheid. Evenzo, de dwazen en de zwakken van de wereld, de beschaamden, de verachterden en degene die gebreken hebben, werden gekozen door God terwijl de gekruisigde Jezus hun roem (trots) is geworden. Aldus beëindigt St. Paulus zijn brief door te zeggen “Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd.” (1 Korintiërs 2:2) zodat zijn dienst en prediking over de gekruisigde “met betoon van geest en kracht” (1 Korintiërs 2:4) zou zijn.
“doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.” (1 Korintiërs 1:23, 24)
“Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen;” (1 Korintiërs 1:27)
“Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd.” (1 Korintiërs 2:2)
“opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.” 1 Korintiërs 2:5
De psalm van het eerste uur
“Want valse getuigen staan tegen mij op, en hij die geweld blaast.” (Psalm 27:12)
“Misdadige getuigen staan op, zij vragen mij naar wat ik niet weet, zij vergelden mij kwaad voor goed; Een kring van goddeloze spotters knarsten de tanden tegen mij.” (Psalm 35:11,12,16)
Deze profetie beschrijft ons wat er gebeurde gedurende de religieuze processen tegen Jezus bij Annas en Kajafas toen de twee zeiden dat Jezus de tempel heeft gelasterd. De woorden in de psalm “zij vragen mij naar wat ik niet weet” verwijst hier naar het feit dat er geen bedrog is in de Zoon des Mensen (omdat God de kwade niet kent) en het kwaad is dus hetgeen wat de Heer niet weet.
Het verband tussen de psalm en de evangelies (bron: Vader Luka Sidarous)
“Want valse getuigen staan tegen mij op, en hij die geweld blaast.” (Psalm 27:12)
De geest van de duisternis, die de leider van de wereld is, werd verstoord in de laatste maanden voordat hij door het kruis van Christus werd vertrappeld. Hij bewoog in het duister voordat de zon (onze Heer) opkwam. Aangezien hij de geest van de duisternis is, roept hij valse getuigenissen op in de harten van de mensen aan wie hij leugens verspreidt. Hij is een leugenaar en de vader van alle leugens (Johannes 8: 44) en de psalm zegt over hem “getuigenis van het duister” oftewel valse getuigen.
“Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden.” (Johannes 3:20) Het doen van het kwaad hier verwijst naar in deze vers verwijst naar de wereldse dingen. Bedriegerij, vervalsing, het liegen, beschuldigingen verzinnen zijn niet van God afkomstig maar van de duivel want de duivel “was een mensenmoordenaar van het begin af” (Johannes 8: 44).
“Zij vragen mij naar wat ik niet weet” (Psalm 35:11)
Tijdens de verschillende processen tegen de Heer, werd Hem vele vragen gesteld door de hogepriesters, Pilatus en Herodes. Sommige vragen beantwoordde Jezus maar vaak antwoordde Hij
niet en was Hij stil. Deze psalm laat ons het geheim van deze bijzondere stilte zien wanneer wij lezen “zij vragen mij naar wat ik niet weet”: toen aan Jezus vragen werden gesteld over Zichzelf, antwoordde Hij namelijk wel en ontkende niet dat Hij de Zoo van God is en dat Hij de Heer Christus is. Maar wanneer zij hem vroegen over het kwaad, godslastering en de zonde, dat was wanneer Hij geen antwoord gaf omdat zij hem vroegen over hetgeen waar hij niks over weet (De Heer geen kwaad kent, er is geen kwaad in Zijn Natuur dus weet Hij daar niks over).
Laten wij beschouwen wat er geschreven staat in het evangelie van dit uur “Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoeveel zij tegen U getuigen? ‘En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.” (Matteüs 27:13,14)
Moge de Heer dit beeld van goddelijke stilte in ons binnen plaatsen wanneer de wereld om ons heen ons dagelijks beklaagt voor geen enkel reden.
“Zij vergelden mij kwaad voor goed” (Psalm 35:12)
De mond die het woord van het leven uitte, werd met godslastering en bedrog veroordeeld. De hand die het goede deed en alle ziektes genas en die elke pijn verzachtte, werd in ketenen geboeid. Het mooiste gelaat van heel de mensheid werd getroffen (geslagen) door de slaaf van de hogepriester, zoals het gezicht van een misdager. Het hart die het voor heeft om te vergeven werd geknarst door tanden, terwijl Hij al die tijd stil bleef en niet sprak. Wie hoon met hoon vergeldt en het vloek met een vloek antwoordt, is geen discipel van Jezus geworden want er is geen discipel beter dan zijn meester, noch een slaaf die beter is dan zijn heer. “Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold” (1 Petrus 2:23)
Ieder die zichzelf toelaat om een valse getuigen te zijn of een slaaf te zijn voor het liegen, voegt zich toe aan de hogepriesters in verrotting doordat zij hun zielen aan de duivel hebben verkocht.
De evangeliën van het eerste uur van Goede Vrijdag
De hoofdthema van de vier evangeliën betreft de vraag van Pontius Pilatus “Zijt Gij de Koning der Joden?”. Het evangelie van St. Mattheüs vermeldt ook de verdoemenis van Judas terwijl het evangelie van St. Lucas het laatste proces van alle religieuze processen vermeldt en het proces bij Koning Herodes. Het evangelie van St. Johannes bevat de volledige dialoog tussen Pontius de bestuurder en de gekruisigde Heer Jezus.
Mattheüs 27: 1-14
Dit is het enige evangelie die de verdoemenis van Judas vermeldt en het lijkt in eerste instantie dat Judas spijt had voor wat hij gedaan heeft. Echter, als wij zijn stappen volgen en de woorden van de goddelijke openbaring over hem, begrijpen we hij spijt had omdat de gebeurtennissen en voorvallen niet ging zoals hij van tevoren bedacht had. Het is duidelijk te zien dat Judas dacht Jezus midden tussen hen door zou lopen en weg zo gaan (Lucas 4:30), toen Judas met de hogepriesters en de soldaten meeging om Jezus te gevangen te nemen, en dat enkel Judas financieel zou profiteren. Wellicht dacht Judas deze handeling van het leiden van de hogepriesters naar Jezus te herhalen om op die manier meerdere keren financieel te profiteren, want hij kende alle plekken waar ze (Jezus en zijn discipelen) gewend waren te zijn. Maar toen hij zag dat het aanhouden van Jezus leidde tot de religieuze processen tegen Jezus als ook het civiele proces en Romeinse proces bij Pilatus en Herodus die daadwerkelijk resulteerde in het doodvonnis en kruisiging, realiseerde Judas dat zijn plannen waren mislukt en dat hij “maar” dertig zilverstukken verdiende. Niet alleen heeft hij dertig zilverstukken genomen, maar St. Johannes zegt ook over Judas “niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.” (m.a.w. hij pakte alles van de beurs) en lezen we tijdens het evangelie van het zesde uur op woensdag (Johannes 12:6). Er is geen duidelijker bewijs dan deze vers die de karakter van Judas aantoont, waarmee wij zien dat het verraad van Jezus niet enkel een zwakte was zoals de verloochening van St.
Petrus maar dat Judas een verkeerdheid had in zijn karakter aangezien hij dag na dag en in elke situatie de zonde verwaarloosde. Nog een harde en duidelijke bewijs in de Bijbel is de vers in Johannes 13:2 “En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden,” die gelezen wordt gedurende het evangelie van de liturgie van het zegenen van het water op witte donderdag. Het verraad van Judas was die niet een handeling op zichzelf of een zwakte maar was terugkerend en vormde zijn karakter en was zijn manier van leven. Naast dit alles, was het hart van Judas afgesloten van de vele waarschuwingen die Jezus hem persoonlijk gaf (deze verwierp hij).
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: één van u zal Mij verraden.” (Johannes 13:21)
“Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.” (Mattheüs 26:25)
“Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doen wilt, doe het met spoed.” (Johannes 13:27)
En zelfs op het moment van het verraad zelf, was het verwijt van Jezus vol liefde toen hij zei “Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?” (Lucas 22:48)
En laten we ook niet vergeten dat gedurende de hele reis van de vleeswording van God nadat de discipelen werden geroepen, van hoeveel wonderen Judas getuigde (Johannes 6:11) of hoeveel wonderen Judas zelf heeft verricht (Mattheus 10:8), of al die keren dat dat Jezus het gevaar van hebzucht/begerigheid uitlegde door gelijkenissen en in verschillende situaties (Lucas 12:21, Luke 16:13). Zoals de heilige kerkvaders hebben uitgelegd, “Het is duidelijk dat de onreine geesten hun weg niet kunnen vinden in de lichamen van degenen die zij hebben binnengedrongen op welk manier dan ook, tenzij zij eerst hun verstand en gedachten hebben overmeesterd en vervolgens alle vreze des Heren en elke herinnering of gedachte over Hem hebben verwijderd. Als volgt, durven zij (de onreine geesten) tot deze mensen te komen alsof zij geen goddelijke immuniteit hebben, hun in bedwang te houden en een plek binnen hun te vinden om te verblijven alsof zij het eigendomsrecht over hen hebben” – St Sereneus.
Ditgeen is ook bevestigd door St. Antonius: “De demonen kunnen geen ingang vinden tot de gedachten of lichaam van een mens noch zijn zij in staat om menselijke ziel te overweldigen tenzij zij (de demonen) de ziel beroven van alle heilige gedachten en het leegmaken en verstoken van alle spiritualiteit.”
St. Johannes Chrysostomus legt ook uit hoe de Heer Jezus Judas heeft gewaarschuwd tot het laatste moment: “Het is gepast om niet op te houden met het raadgeven aan onze broeders zelfs al het lijkt het vruchteloos, om de stromen van het water te laten overvloeien zelfs als niemand ervan drinkt. Wie vandaag niet luistert, kan morgen wel zijn oren openen. Het net van de visser kan misschien de hele dag leeg zijn, maar op het laatste moment vindt de visser wellicht vis. Op dezelfde manier, bleef onze Heer Judas raad geven (waarschuwen), ook al wist Hij dat Judas niet zou terugkeren.”
Markus 15: 1-5
De kern van dit evangelie is het religieuze proces. De hogepriesters hielden een overleg met de oudsten der volk, de schrift geleerden en heel de raad. Vader Antonius Fikr legt ons uit hoe het religieuze proces van onze Heer bij de hogepriesters en de oudsten der volk, volledig onwettelijk was. Eigenlijk was het proces van onze Heer een schending van vele wetten in die tijd. Ten eerste, de hogepriesters en oudsten hadden het recht niet om dit proces te initiëren of te houden. Ten tweede, was het proces (zelfs als het togestaan was dit proces te houden) onrechtvaardig: ook al lijkt het dat er een beslissing genomen is tijdens het proces met de doodvonnis, het besluit om Jezus om te brengen werd al gemaakt voordat het proces plaatsvond. Ten derde, het proces heeft niet plaatsgevonden bij de officiële plaats welke vóór de Sanhedrin is (een Joods gerechtelijk orgaan) maar bij de woonplaats van Kajafas. Ten vierde, op welke manier kon Annas oordelen in het proces? Hij was namelijk niet meer de hogepriester (Johannes 18:13) waardoor zijn positie bedenkelijk was. Ten vijfde, het proces heeft plaatsgevonden in de avond/nacht wat tegenstrijdig is met hetgeen wat gebruikelijk was, namelijk dat de processen overdag plaatsvonden vanaf de ochtend en rond het tijdstip van de avondmaaltijd zou eindigen. Ten zesde, mochten processen niet plaatsvinden op de sabbatten of feestdagen, noch op de vooravonden van sabbatten en feestdagen. Ten zevende, het
proces heeft plaatsgevonden zonder het gebruikelijke maatregel om de getuigen te waarschuwen aan het begin van het proces, dat zij naar eer en weten moet handelen. Ten achtste, het was vereist om eerst naar de getuigen van de beklaagde te luisteren (de beklaagde is hier Jezus) en dit is niet gebeurd. Daarom antwoordde Jezus aan de hogepriester “Vraag hun, die gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb” (Johannes 18: 21). Ten negende, de getuigenisverklaringen van verschillende getuigen waren tegenstrijdig en moesten niet worden meegenomen in het besluit maar werden alsnog gebruikt om tot het doodvonnis te komen. Sterker nog, de beschuldiging waarmee Jezus werd aangeklaagd, was in feite een beschuldiging van afgoderij waarmee hij het geloof van de mensen schond. Ten tiende, het uitvoeren van een vonnis die besloten is gedurende een proces zou moeten plaatsvinden met een paar dagen na het besluit van het vonnis zelf, echter in het geval van Jezus is het vonnis uitgevoerd met een aantal uur nadat het proces afgelopen was en dit was ook tegenstrijdig met de gebruikelijk praktijk. (Vader Antonius Fikr)
Lucas 22:66 – 23:12
Dit evangelie laat drie openbaringen van de gekruisigde Jezus zien.
De eerste openbaring gaat over het koninkrijk van Jezus, toen Pontius Pilatus hem vroeg “Zijt Gij de Koning der Joden” en Jezus antwoordde en zeide “Gij zegt het”. Jezus is en blijft koning zelf als Hij gekruisigd is.
De tweede openbaring gaat over hoe Jezus wonderen verricht (een wonderdoener is), wanneer wij lezen over hoe koning Herodes herhaaldelijk Jezus over de wonderen vroeg, niet omdat hij wilde geloven maar omdat hij graag een vertoning wilde meemaken, net zoals toen de Joden voor een teken vroegen en Jezus hun antwoordde en zeide “maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet”. Deze vers verwijst naar het vonnis van de dood in de zee en hoe Jona na drie dagen in de buik van de walvis werd gered en deze profetie werd vervuld bij de kruisiging en de opstanding. “en hij hoopte een of ander teken door Hem te zien geschieden. Hij ondervroeg Hem met vele woorden, maar Hij antwoordde hem niets.” (Lucas 23: 8, 9)
De derde openbaring is Jezus de verzoener wanneer wij zien dat er verzoening plaatsvond tussen Pilatus en Herodes door de processen die zij beiden hebben gehouden. “En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag met elkander bevriend; vóór die tijd immers leefden zij in vijandschap met elkander.” (Lucas 23:12)
Johannes 18: 28-40
St. Johannes vertelt hier over het koninkrijk van het nieuwe testament door het kruis en de openbaring van de waarheid en hoe Jezus van de waarheid getuigt.
“Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier. Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dus toch een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem.” (Johannes 16: 36, 37)
Het Derde Uur van Goede Vrijdag
De lezingen van dit uur spreken over de burgerlijke rechtszaken voor de Romeinen en het begin van de weg van het kruis, het verhoor waarin Pilatus aangaf dat hij geen reden vindt om te sterven in de Heer. Dit is overigens het onderwerp van de lezingen van dit uur: de lijdende Rechtvaardige voor ons of Jezus de Gekruisigde om ons te rechtvaardigen door de rechtvaardigheid van Zijn kruis.
Daarom beginnen de lezingen met Jakob die kiest om de jongere Efraïm met onderscheidend vermogen te zegenen, om hem het eerstgeboorterecht te geven.
Efraïm ontvang de rechtvaardigheid der keuze (Jesaja 50), de oversten zullen veroordeeld worden voor hun onrechtvaardigheid tegenover de Rechtvaardige (Jesaja 3), de Zoon zal zijn rechtvaardigheid van de Vader verklaren in Zijn verlossing (Jesaja 63), eveneens in Zijn zuivering voor ons (Amos) en hoe het volk de smetteloze Lam en Zijn rechtvaardigheid verwierpen.
Profetieën
Genesis (Gen. 48: 1-19)
Het verhaal aan het begin van de lezingen, waarin vader Jakob de zegen geeft aan Jozef zijn twee zonen, is om de betekenis van Gods rechtvaardigheid aan de mensheid te betuigen, namelijk dat het niet naar vlees of verdienste is, maar naar de goddelijke keus. Wellicht dat Jakob, de vader der vaderen, zijn jongste dusdanig zegent zoals hij zelf de zegen heeft ontvangen van zijn vader Isaak.
Maar het verschil hierin is dat hij niet wachtte (ook niet zijn moeder Rebekka) op God om in te grijpen om de belofte te vervullen. Hij verkreeg zelf de zegen door listigheid, maar hier kiest hij met een bewuste wil de jongste als een voorbeeld voor Gods rechtvaardigheid in Zijn liefde voor ons, zijn gaven en de rechtvaardigheid van Zijn kruis vergeven onze zonden, niet naar onze verdienste maar naar Zijn liefde.
En eveneens kwam de zegen hier door het kruis, door de handen van Jakob omgekeerd op de twee zonen van Jozef te leggen, om aan te kondigen hoe de volheid van het zegen van de volken zal komen in het Kruis van de Zoon van God. Daarom leven we in de kerk deze staat van zegen in elke liturgie tijdens het kiezen van het offer, waarin wij zijn goddelijke rechtvaardigheid gedenken en we Hem vragen in het offer van de liturgie voor ons allen:
“Daarna nam Jozef hen beiden: Efraïm aan zijn rechterhand – voor Israël was dat links – en Manasse aan zijn linkerhand – voor Israël was dat rechts. Zo liet hij hen dichter bij hem komen.
Maar Israël stak zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel deze de jongste was, en hij legde zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Hij kruiste zijn handen, hoewel Manasse de eerstgeborene was.
Jozef zei tegen zijn vader: Niet zó, mijn vader, want dit is de eerstgeborene. Leg uw rechterhand op zijn hoofd.
Maar zijn vader weigerde het en zei: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het.. “(Genesis 48:13,14,18,19)
[De Syrische Heilige Efraïm zegt dat het plaatsen van vader Jakob zijn rechter hand op het hoofd van Efraïm en de linkerhand op het hoofd van Manasse, een symbool is voor het kruis. Sint Ambrosius zegt ook dat Efraïm, de jongere zoon, een verwijzing is naar de heidenen.] [13]
Jesaja de profeet (Jesaja 50: 4-9)
Deze profetie legt uit hoe de zoon van God in zijn lichaam het lijden van de zonden van de hele mensheid heeft aanvaard door zijn eigen wil, die één is met de Vader, om ons allen de rechtvaardigheid van de Vader in Hem en in Zijn kruis te schenken.
Dit blijkt uit het feit dat Hij geen weerstand bood en dat Hij gerechtvaardigd is door een verwante, namelijk de Vader (dat wil zeggen dat de mensheid in Hem wordt gerechtvaardigd).
“De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug.. Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. Want de Heere HEERE helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden. Hij is nabij Die Mij rechtvaardigt.”
Jesaja de profeet (Jesaja 3:9-15)
Deze profetie is gericht op de tijd van de burgerlijke rechtszaak, waarin Pilatus aan de Joodse leiders vroeg om Hem opnieuw te straffen (vastbinden en geselen) en Hem vrij te laten. Zij hadden hier tevreden mee kunnen zijn, maar door hun kreten en samenzweringen hebben ze Hem gebonden en gekruisigd:
“Wee hun ziel, want zij doen zichzelf kwaad aan. De HEERE gaat in het gericht
met de oudsten van Zijn volk en de vorsten ervan.”
Jesaja de profeet (Jesaja 63: 1-7)
In deze profetie wordt goddelijke rechtvaardigheid bekend gemaakt in het kruis en de verlossing, gelijk geschreven staat: “Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde.”
En zoals wij bidden in het verzoeningsgebed (Liturgie volgens St. Gregorius), dat: [Noch een engel noch een aartsengel, noch een patriarch noch een profeet, heeft u toevertrouwd met onze verlossing], vanwege het onvermogen van één ieder om de mensheid te verlossen en zijn natuur te vernieuwen, behalve de Zoon van God door Zijn kruis en de rechtvaardigheid van Zijn verlossing.
De profetie beschrijft ook nauwkeurig het uiterlijk van de Zoon van God na gegeseld te zijn en voor de Romeinse heerser staat met bloed dat Zijn zuivere lichaam vult. Maar de pracht hier in de profetie is dat het Hem ook beschrijft met, pracht, trots en kracht:
“Wie is Deze Die uit Edom komt ,in helrode kleding uit Bozra, Die luisterrijk is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die spreek in gerechtigheid, Die machtig ben om te verlossen. Waarom is dat rood aan Uw gewaad, en is Uw kleding als die van iemand die de wijnpers treedt? Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij. Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, hen vertrapt in Mijn grimmigheid. Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet. Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen. Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde. Daarom heeft Mijn arm Mij heil verschaft, Ik zal de goedertierenheid van de HEERE in herinnering roepen, de loffelijke daden van de HEERE, naar alles wat de HEERE voor ons heeft gedaan, de grote goedheid voor het huis van Israël, die Hij hun bewezen heeft naar Zijn barmhartigheid”
Hier is een metafoor uit het oosten toen de mensen uit het oosten druiven verzamelden en ze in een grote wijnpers gooiden, en vervolgens trokken de jonge mannen hun kleren en hun zolen uit en trokken witte kleren aan en gingen blootsvoets de wijnpers binnen om druiven te vertrappen, en hun kleren waren bevlekt met het bloed van rode druiven. Het was een tijd van grote vreugde en het was een seizoen van vreugde voor de Hebreeën, en de jonge mannen kwamen uit de wijnpersen en hun kleren waren bevlekt en rood..
En hier in deze verzen zag de Profeet deze glorieuze persoon in zijn kleding, die de Messias is in rode kleding, een teken van verlossing, en Hij kwam uit Edom (zoals de strijd tussen de Verlosser de duivel was, en Zijn symbool hier is Edom). En Bozrah is de grootste stad in Edom. En hij zag Hem glorieus in Zijn kleding, want hij is het die Johannes heeft gezien, en hij “trok uit, overwinnend en om te overwinnen”.
Zijn kleding zijn Zijn kerk en Zijn bruid, die hij rechtvaardigde en geheiligd, zodat zij bekoorlijk werd voor Hem. “Donker van huid ben ik, maar bekoorlijk” (Hooglied 1:5). Hij wordt verheerlijkt door zijn grote kracht, want Zijn overwinnen aan het kruis was een wonderbaarlijke vertoning van kracht, waarin Hij de duivel versloeg en hem vertrapte, en ons, Zijn volk, deze autoriteit gaf. Door Zijn dood heeft hij de dood vertrapt en ons eeuwig leven gegeven.
Daarom hadden de altaren van de tempel (brandoffers en wierrook) in het Oude Testament horens als een teken van kracht. En toen het volk van Christus Zijn werk beseften, verhoogden en verheerlijkten zij Hem.
Hij is de spreker van Rechtvaardigheid, Hij is de Christus het Woord die Zijn volk rechtvaardigde. Verlossing is de betekenis van de naam van Jezus, wat betekent ‘’om Zijn volk te redden’’. Aldus vroeg de Profeet hem “waarom uw kleding roodachtig is”, verlossing aan het kruis. En uw kleding is als de betreder van de wijnpers, de jonge mensen kwamen uit de wijnpers in vreugde, en hier verheugd christus zich dat Hij Zijn volk heeft verlost en hen gerechtvaardigd heeft door Zijn bloed. Christus wordt getoond als zijnde de wijnpers alleen te hebben vertrapt, er is géén deelgenot voor Christus in het werk van de verlossing.]
Deze profetie verklaart de rechtvaardigheid van het kruis en dat het komt volgens Gods belofte en zijn heilseconomie (plan) en dat ondanks de overvloed aan zonde en de corruptie van Zijn volk, Hij hen uitroeit, maar hen zal zuiveren door hun natuur te vernieuwen, waar hij naar verwijst met een woord, en niets op aarde zal erdoor worden vernietigd:
“Hij, Die Zijn opperzalen in de hemel bouwde en Zijn gewelf op de aarde grondvestte, Hij, Die het water van de zee riep en uitgoot over het aardoppervlak: HEERE is Zijn Naam. Zie, de ogen van de Heere HEERE zijn gericht op dit zondige koninkrijk. Ik zal het wegvagen van de aardbodem. Evenwel zal Ik het huis van Jakob niet geheel wegvagen, spreekt de HEERE. Want, zie, Ik geef opdracht, en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden, zoals met een zeef geschud wordt; geen steentje zal op de grond vallen.”
Wellicht is dit wat de Heilige Johannes zei over dat de bloed van Zijn kruis een verzoening is, niet alleen voor onze zonde, maar voor de zonde van de hele wereld ( 1 Johannes 2:2). Hij is in staat, door de rechtvaardigheid van Zijn kruis, om de hele aarde te vernieuwen, wat hij ook aankondigde in zijn visioenen:
“En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.”
Eveneens wat Sint Paulus zegt: “om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.”
Job de rechtvaardige (Job 29: 21-; 30: 1-10)
De profetie legt hier een vergelijking tussen Jobs situatie onder de mensen toen zij naar hem luisterde, hun vreugde in hem hadden en zijn troost voor hen in hun pijn en verdriet. Echter, op het moment van zijn beproeving veranderden de dingen volledig en bespotten ze hem. In deze situatie was hij een voorbeeld van de Heer Jezus die goed deed en allen genas die onderdrukt werden door de duivel, maar op het moment van Zijn kruisiging bespotten ze Hem en schreeuwden ze naar de Romeinse heerser: “kruisig Hem, kruisig Hem”.
Zij luisterden naar mij, en wachtten, en zwegen om mijn raad te horen. Na mijn woorden spraken zij niet opnieuw, en mijn woorden druppelden op hen neer. Want zij wachtten op mij, zoals op de regen, en sperden hun mond open, zoals naar de late regen. Lachte ik hun toe, zij geloofden het niet; en het licht van mijn aangezicht konden zij niet verdonkeren. Ik koos hun weg en zat aan het hoofd, en ik woonde als een koning onder de troepen, als iemand die treurenden troost.”
Het beschrijft ook nauwkeurig hoe zij Hem bespotte en in Zijn gezicht spuwde:
“Maar nu ben ik hun spotlied geworden, en ik ben voor hen tot een spotwoord. Zij hebben een afschuw van mij, zij blijven ver bij mij vandaan, ja, zij sparen mijn gezicht het speeksel niet.”
De Paulinische Brief (Col 2: 13-15)
Sint Paulus legt uit hoe we dood waren in zonden en hoe Hij ons vergaf en de handgeschreven wet die tegen ons was, uitwiste door het kruis, en ons met Hem levend maakte. De verzen vatten de betekenis van de rechtvaardigheid van Christus samen, alle glorie zij aan Hem.
“En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te vergeven, en het handschrift dat tegen ons getuigde, uit te wissen. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”
Psalm (Psalm 38: 17, Psalm 22: 16)
“Ja, ik dreig te struikelen, mijn smart staat voortdurend vóór mij. Want honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.”
De eerste vers in de psalm komt hier met een zeer duidelijke profetie over het lijden van het kruis, want David de koning werd niet zelf gegeseld. En de tweede vers komt uit psalm 22, de psalm die het meeste het lijden van Christus aan het kruis uitlegt, beginnende met de vers “Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten”
Men zegt dat één van de doeleinden van de Heer, toen hij aan het Kruis hing, was om de ogen en harten van Joden te richten op wat er over Hem verteld stond in deze psalm, Zijn lijden en Zijn kruis, zoals Hij sprak namens de mensheid en zoals Sint Athanasius de Apostolische zegt: dat Hij ons droeg in zijn eigen lichaam.
We worden hier ook getroffen door de bereidheid van de Heer om gegeseld te worden (conform de vertaling van de Septuagint), een verklaring voor Zijn aanvaarding van pijn met Zijn volledige wil.
Het verband tussen de psalm en het Evangelie (Vader Lukas Cedarus) [15]
“Ik sta gereed voor geseling”
Als we kijken naar de Heer op dit uur door de woorden van de Evangeliën, die beschrijven hoe zijn gedaante werd vernederd door zweepslagen, een doornenkroon, een purperen gewaad en het gespot van de soldaten. De psalm beperkt zich dan niet tot dit uiterlijke beeld, maar brengt ons binnen in het hart van de Heer Jezus, waar Hij aan ons zijn bereidheid voor de zweepslagen onthuld “maar ik ben gereed voor geseling”.
Hij verteld over ‘’de pijnen die ik bereid ben te dragen tot aan de dood omwille van mijn kinderen’’.
Hij spreekt over de zweepslagen ‘’waarvoor ik gereed ben (ik keerde hen die mij sloegen de rug toe) om mijn kinderen te redden van de slagen van gedwongen arbeid en de juk der zonde”.
Hij zegt tegen beledigingen en bespottingen: “Ik ben gereed omdat ik mezelf heb overgeleverd, zodat mijn kinderen later niet beledigd zouden zijn”
Hij zei tegen degenen die Hem arresteerden: “Ik ben bereid voor de beperkingen, maar laat de discipelen gaan”
En Gods bereidheid om zweepslagen te ondergaan betekent dat het licht bereid is om de machten van de duisternis te confronteren en om zijn overblijfselen te breken met kracht en vertrouwen.
De bereidheid van Christus om gegeseld te worden betekent dat Christus altijd bereid is voor de beperkingen van zondaars en goddeloze mensen, om in hun plaats gegeseld te worden en hun plaats in te nemen.
“Mijn smart staat voortdurend vóór mij.”
Het staat bekend dat het lichaam van de Heer met pijn gevuld was op dit uur, zodat er geen plaats meer overbleef voor pijn… Maar die pijn is de hoofdbezigheid van de Verlosser, dat is wat de psalm uitdrukt: “Mijn smart staat voortdurend vóór mij.”
Wie tot de Heer Jezus komt, moet “ten allen tijde” het kruis dragen. “u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was?”
Want honden hebben mij omsingeld;
Zij brachten de gehele legermacht bijeen en de Heer was in hun midden als een zachtmoedig Lam, ten midden van vele woorden die tastten naar plaatsen van het roven. En voordat de Heer zijn kinderen als lammeren te midden van wolven zond, was Hij als een voorloper voor ons.
De Evangeliën
De evangeliën beschrijven het laatste rechtszaak voor Pilatus, waarin de Heer ten dood werd veroordeeld en overgeleverd werd om te worden gekruisigd nadat hij had aangeboden hen gevangenen vrij te laten, dus vroeger ze om Barabbas. En we zien dat Sint Mattheüs ook de droom vermeldt die de vrouw van Pilatus had en hem waarschuwde om Hem niet te veroordelen.
Terwijl Sint Marcus de lijden van het kruis begon uit te leggen, voegde hij hieraan toe dat ze een man dwongen om met Hem het kruis te dragen, Simon van Cyrene, en hij benoemde de namen van zijn zonen.
Wat betreft Sint Lucas, beschrijft hij dat Pilatus driemaal de menigte vroeg wat Hij had gedaan om gekruisigd te worden, zoals hij en Sint Marcus, die beiden vermeldde dat de zonde van Barabbas opstand en moord was, wat veel ernstiger is dan de beschuldigingen waarmee ze de Heer hebben belasterd, maar dit onthult de omvang van hun afgunst en kwaad.
Sint Johannes onthult het karakter van de Gekruisigde, waarbij Pilatus ontdaan werd toen hij hen hoorde zeggen dat Hij Zichzelf de Zoon van God maakte.
Het Evangelie van Mattheüs (27:15-26)
Sint Mattheüs legt uit dat alhoewel Pilatus wist van de afgunst van de Joden “Want hij wist dat zij Hem uit afgunst overgeleverd hadden” en hij vond niks overduidelijks waarop hij de doodstraf kon baseren, “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?” en zijn vrouw die hem smeekte omdat zij veel had geleden in een droom omwille van Hem. “Toen hij op de rechterstoel zat, stuurde zijn vrouw hem een boodschap: Laat je toch niet in met deze Rechtvaardige, want ik heb vandaag in een droom veel om hem geleden”. En ondanks dat hij aan de menigte aankondigde dat Hij een Rechtvaardige was, “nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige”, veroordeelde Pilatus Hem ter dood, dus Pilatus is niet vrijgesteld van verantwoordelijkheid. Daarom vertelde de heer hem in het Evangelie van Johannes hem dat degene die Hem aan hem overleverde, een grotere zonde heeft.
Het Evangelie van Markus (15:6-25)
Sint Markus legt gedetailleerd het misdrijf van Barabbas uit “En er was er een, die Barabbas heette, die gevangenzat met medeoproermakers die in het oproer een moord begaan hadden.” Het verzoek van de oversten der Joden om zijn vrijlating onthult de omvang van het kwaad, leugens, verdraaiingen en afgunst, zoals de heilige ook het lijden van de Heer door de Romeinen uitlegde.
En zij riepen de gehele legermacht tegen Hem op, omdat hij de enige was die het verhaal van Simon van Cyrene noemde, “En zij dwongen een voorbijganger, Simon van Cyrene, die van de akker kwam, de vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.” en ook de betekenis van de Joodse woorden aan de Romeinen uitlegt “En zij brachten Hem naar de plaats Golgotha, dat is vertaald: Schedelplaats.”
Het Evangelie van Lukas (23:13-25)
Sint Lukas onthult het resultaat van drie burgerlijke onderzoeken (Pilatus, Herodes, Pilatus) die Pilatus aan de menigte bekendmaakte,
“U hebt deze Mens naar mij toe gebracht als Iemand Die het volk afvallig maakt. En zie, ik heb Hem in uw aanwezigheid ondervraagd, maar ik heb in deze Mens niets gevonden dat Hem schuldig maakt aan die dingen waarvan u Hem beschuldigt.”
Daarom verklaart hij dat Pilatus’ doodvonnis niet uit eigen overtuiging was, maar uit hun wil! “En Pilatus besliste dat hun eis zou worden ingewilligd.”
Het Evangelie van Johannes (19:1-12)
Wat betreft Sint Johannes, staat bekend om de nadruk te leggen op de goddelijkheid van de Heer Jezus. Daarom vermelden de woorden van de Joodse leiders over Hem dat Hij zei dat Hij de Zoon van God was, wat Pilatus opnieuw naar binnen deed komen en Hem vragen, ‘Waar komt u vandaan?’ Hij verklaart ook de autoriteit van de Heer en Zijn aanvaarding van het kruis door Zijn wil, en dat de oversten der mensen Hem alleen benaderen volgens Zijn wil en de wil van Zijn goede Vader voor de redding van de mensheid.
“De Joden antwoordden hem:”Wij hebben een wet en volgens onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt.”
Toen Pilatus dan deze woorden hoorde, werd hij nog meer bevreesd, en hij ging opnieuw het gerechtsgebouw in en zei tegen Jezus: “Waar komt U vandaan?” Maar Jezus gaf hem geen antwoord. Pilatus dan zei tegen Hem: “Spreekt U niet tot mij? Weet U niet dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?” Jezus antwoordde: ”U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u.””
Het Zesde uur van Goede Vrijdag
De lezingen van dit uur spreken over de gebeurtenissen van de kruisiging zelf (de Evangeliën)
De tekenen en verwijzingen van het kruis in het Oude Testament (profetieën en psalmen).
Daarom spreken de lezingen over Zijn verlossing voor ons door ons te genezen van de slang en ons te redden van de dood (Het boek Numeri).
De Heer was volledig stil op de weg van Zijn lijden en kruisiging (Jesaja 53)
En Zijn verheffing in het midden en de vreugde van verlossing (Jesaja 12:2-enz., 13:1-10)
Tekenen van de natuur en de ongeldigheid van Joodse feestdagen (Amos)
Het lijden van het kruis (Psalmen)
En Zijn hemelvaart op het kruis (Evangeliën)
En onze trots op het kruis (Paulinische Brief)
Het boek Numeri (21: 1 – 9)
Dit incident legt het verhaal uit van de ontevredenheid van het volk met God en Mozes, en hoe slangen hen begonnen te vernietigen. Daarom, toen Mozes tot de Heer riep, gaf Hij hem opdracht om een bronzen slang te maken zodat iedereen die genezing en verlossing van de dood zocht, ernaar kon kijken. Jezus verwees naar dit verhaal om het kruis te symboliseren, waarbij verlossing van vernietiging verbonden werd met de bronzen slang, en verlossing van eeuwige verdoemenis en oordeel met het kruis (Johannes 3:14).
“Dus Mozes bad voor het volk. Toen zei de Heer tegen Mozes: ‘Maak een vurige slang, en zet die op een paal; en het zal zo zijn dat iedereen die gebeten is door een slang, wanneer hij ernaar kijkt, zal leven.’ Dus maakte Mozes een bronzen slang, en zette die op een paal; en het was zo, als een slang iemand beet, en hij naar de bronzen slang keek, leefde hij.”
We kunnen hier ook andere overeenkomsten zien tussen de koperen slang en het Kruis van de Heer door de heiligen Augustinus en Ignatius:
“Christus werd geslacht zodat er aan het kruis degene zou zijn die naar Hem kijkt, degene die door de slang was gebeten… Iedereen die naar de opgeheven slang keek, werd genezen van het vergif en bevrijd van de dood, en nu wordt wie volhardt in de gelijkenis van Christus’ dood door geloof in Hem en door Zijn doop bevrijd van zonde, verlost van de dood door opstanding.
Dit is wat Hij bedoelt met zeggen ‘dat wie in Hem gelooft niet zal vergaan, maar eeuwig leven zal hebben.’ (Johannes 3:15).
Dus het zou niet nodig zijn voor een kind om Christus’ dood na te bootsen bij de doop als het gif van de slang hem geen vergif had gegeven.
Heilige Augustinus zegt: “Toen het lichaam van het Woord werd opgeheven zoals de slang werd opgeheven in de woestijn, werd de mensheid ertoe aangetrokken voor hun eeuwige redding” [16] En wat het mooiste is vermeld in het boek der wijsheid over de koperen slang en genezing, zijn verzen 7-8.
“En toen deze monsters met enorme woede binnenbraken en hen begonnen te bijten de kwaadaardige slangen, ging uw toorn niet tot het einde door, maar zij maakten zich zorgen totdat u hen een ultimatum gaf en voor hen een teken van verlossing oprichtte dat hen herinnerde aan het gebod van uw wet.
Degene die ernaar keek werd gered, niet door het zichtbare maar door U, de redder van allen.
En zo hebt u aan onze vijanden bewezen dat u de verlosser bent van alle kwaad, want diegenen die gedood werden door de steek van sprinkhanen en vliegen, en er was geen genezing voor hun zielen, omdat ze verdienden op dezelfde manier gestraft te worden, maar de giftige tanden van draken konden uw kinderen niet overwinnen, omdat uw barmhartigheid kwam en hen genas, en zij werden slechts nederig zodat zij zich uw woorden zouden herinneren en snel berouw zouden tonen om niet in diepe vergeetachtigheid te vallen en zichzelf van uw goedheid te beroven. Heer, die iedereen geneest, omdat u de macht over leven en dood hebt, dus u zult afdalen naar de poorten van de hel en opstijgen.” (Het boek der wijsheid 16: 5-13).
Jesaja (53: 7 – enz.) Dit is een van de duidelijkste profetieën in het boek Jesaja over het kruis, die vertelt over de volledige stilte van de Heer op de weg van zijn lijden en kruisiging, is “Als een lam werd Hij ter slachting geleid;als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.
Hij kwam aan het kruis voor de zonden van de hele mensheid, “en voor de zonden van het volk kwam hij tot de dood.” En zondeloos “omdat Hij geen zonde deed, en er was geen bedrog in Zijn mond.” En de vreugde van Zijn rechtvaardige Vader was in Zijn herstel (dat wil zeggen, ons herstel in Hem) van trauma en wonden. “Toch behaagde het de Heer Hem te herstellen uit kneuzing;” wat helaas kwam in de Peruviaanse vertaling “Toch behaagde het de Heer Hem te kneuzen; Hij heeft Hem in verdriet gezet…” Met Zijn kruis nam Hij de mensheid weg van de macht van de duivel “En Hij zal de buit verdelen met de sterken, Omdat Hij Zijn ziel uitstortte tot de dood, En Hij werd gerekend onder de overtreders, En Hij droeg de zonde van velen, En maakte bemiddeling voor de overtreders.
Jesaja (12: 2 – enz., 13: 1-10)
Deze profetie spreekt van de vreugde van verlossing: “Zie, God is mijn verlossing, ik zal vertrouwen en niet bang zijn; ’Want, de Heer, is mijn kracht en lof; Hij is mijn verlossing geworden.” wat de lofprijzing is die de kerk prijst op de nacht van Goede Vrijdag en op Goede Vrijdag.” om aan elke ziel de kracht van het kruis te verkondigen, de vreugde waarmee we het ontvingen en de grote verlossing (mijn kracht en mijn lof is de Heer, en hij is mijn Heilige Verlossing geworden.)
De profetie spreekt ook van de bron van verlossing uit de zijde van de doorboorde Christus, waaruit bloed en water kwam, die de levengevende beker en het doopvont vulde met de bronnen van onze verlossing “Daarom zult u met vreugde water putten uit de bronnen van verlossing.”
De profetie verwijst ook naar de Zoon van God die op Zijn kruis in het midden van de aarde wordt verheven, “Zing voor de Heer, want Hij heeft uitstekende dingen gedaan; Dit is bekend over de hele aarde. Schreeuw en juich, o bewoner van Sion, want groot is de Heilige van Israël in uw midden!”
Daarom bidden we op het zesde uur (u hebt verlossing bewerkt in het midden van de hele aarde, O Christus onze God)
Amos (8: 9 – 12)
Deze profetie onthult de tekenen die in de natuur zijn gebeurd en zullen gebeuren op die dag (dag van
Kruisiging) Op die dag zal het gebeuren, spreekt de Heere HEERE,
dat Ik de zon midden op de dag zal laten ondergaan; op klaarlichte dag zal Ik het land duister maken.
De profetie legt ook uit hoe de viering van het Pascha veranderde in rouw en geween en de feestelijke vreugde eindigde in de Joodse gemeente vanwege de afwijzing van haar Verlosser “Ik zal uw feesten in rouw veranderen, al uw liederen in klaagzangen; om alle heupen zal Ik een rouwgewaad aanbrengen, elk hoofd zal kaal zijn, omdat Ik het land in rouw dompel als over een enig kind, en wat ervan overblijft zal zijn als een bittere dag.”
Hun liederen werden veranderd in klaagliederen (en ze huilen nog steeds bij de Klaagmuur) en ze dragen rouwgewaad om elke taille wanneer God hen ongeveer 2000 jaar aan de volken overgaf en hun verdriet was als over de enige zoon = het verdriet is zeer ernstig. En de laatste bittere dag is de dag waarop ze de Antichrist accepteren, wanneer de duivel op gang komt en de Grote Verdrukking komt.)[17]
Paulinische Brief (Galaten 6:14 – enz.)
Daarom vertelt Sint Paulus over de ongeldigheid van besnijdenis en onbesnedenheid in Christus Jezus en over het grootste wat we met het kruis hebben ontvangen; de nieuwe natuur, dus het kruis werd onze permanente trots
“Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld. Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn.”
Psalmen
De eerste psalm (Psalm 37:21, 22) spreekt over de nagels die in het lichaam van de Heer zullen zijn, “en ze hebben mijn lichaam met nagels doorboord” en legt dan iets in detail uit van de tweede Psalm (Ps 21:16, 17, 18, 19) dat ze in zijn handen en voeten waren)
“Ze hebben Mijn handen en Mijn voeten doorboord;” Het legt de reactie van de Romeinse soldaten uit met de kleren van de Heer alsof de profeet voor het kruis stond “Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad.”
En ook de spot van de Joden die voor het Kruis van de Heer stonden, “Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen:
Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.’” wat bijna dezelfde woorden zijn die in de Evangeliën van dit uur kwamen over het bespotten van de leiders, ouderlingen en schrift geleerden
De link tussen de psalm en het Evangelie (vader Luke Cedarus)
- Ze hebben mij afgewezen…
Pilatus bracht Jezus voor de vergadering van Joden en zei tegen hen: Zie, uw koning. Ze riepen: Kruisig Hem!
Kruisig Hem! Kruisig hem. En hij zei tegen hen, Ik zal jullie koning kruisigen, en zij zeiden, Wij hebben geen koning dan Caesar.
De psalm drukt een diepgaande goddelijke expressie uit over de houding van Christus de Heer als de afgewezene.
Ze weigerden dat Hij over hen regeerde terwijl ze Caesar accepteerden en erkenden.
Ze weigerden Jezus vrij te laten en eisten dat een moorddadige man, Barabbas de dief, aan hen werd vrijgegeven.
Ze verwierpen zijn onderwijs, liefde en overgave
Mediteer, mijn ziel, over jouw afgewezen verlosser door de wereld…. Accepteer je dan waardigheid van de wereld als ze de leraar afwijzen, hoeveel meer zullen ze de studenten afwijzen. Geen student is beter dan een leraar.
- Ik ben de geliefde…
De betekenis van liefde is niet bekend geworden en is niet onthuld in alle generaties van de schepping zoals het verscheen in het aangezicht van de Heer die voor het ondankbare volk stond.
Hij werd verwond omwille van Zijn geliefden en geslagen voor de schuld van het volk “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft” (Johannes 3:16).
Ze hebben hem eerder een “liefhebber van tollenaars en zondaars” genoemd, maar hier is de liefde duidelijk voor hun ogen, bloedend uit Zijn wonden…nu is de liefde van Christus niet langer verborgen voor hun ogen. O, u , de ziel die de wereld liefhad en haar ogen sloot zodat ze de geliefde niet kon zien die zegt “open voor Mij”. Hij smeekt dat Zijn haarlokken en haar nat werden, niet met nachtdauw, maar met bloedend bloed van het heilige voorhoofd vanwege de doornenkroon… Hoe wreed ben je, mijn ziel, wanneer je hart niet van dit alles houdt en je blijft afwijzen, welk verachtelijk deel heb je genomen om je geliefde af te wijzen.
Als een afschuwelijk dood kadaver… de geliefde werd niet zoals een dode.
Het Evangelie volgens Matteüs (Matteüs 27:27-45):
“De gebeurtenissen van de kruisiging beginnen op dit uur, te beginnen met de bijeenkomst van alle Romeinse soldaten rond de Heer, die hem bespotten en hem een scharlakenrode mantel aantrokken. Ze maakten een kroon van doornen en plaatsten die op zijn hoofd, hem hevig bespottend, en ze dwongen Simon van Cyrene om het kruis te dragen. Ze brachten hem naar de plaats van de kruisiging en schreven boven zijn hoofd: ‘Dit is Jezus, de Koning van de Joden,’ en ze kruisigden hem tussen twee dieven, te midden van bespotting door de overpriesters, schriftgeleerden en oudsten, precies zoals de eerdere woorden die de profeet eerder heeft gesproken, ongeveer duizend jaar geleden, in Psalm 37, toen hij verwees naar de duisternis op aarde op dit uur.
Sint Matteüs noemde wat er op dit uur gebeurde, en dat deed ook Sint Marcus op het derde en zesde uur samen. Hoe ontstond de duisternis op deze dag? De duisternis was wonderbaarlijk en was geen eclips, omdat de maan vol was, geen sikkel (Pasen valt op de veertiende dag van de maanmaand, en het is bekend dat een eclips alleen optreedt wanneer de maan aan het einde van de maanmaand staat).
De zon was enkele uren verduisterd omdat de God van de natuur leed. Daarom maakte een van de Griekse astronomen en filosofen opmerkingen over deze onnatuurlijke eclips, zeggende: ‘Ofwel lijdt de God van het universum, ofwel lost het universum op.’
Toen de apostel Paulus naar Athene ging en met Arius Pagos sprak, was de heidense filosoof Dionysius aanwezig. Dionysius volgde Paulus en vroeg hem wanneer Jezus leed en stierf. Toen Paulus de tijd en het jaar specificeerde, met vermelding van het eerder genoemde gezegde, geloofde Dionysius.
De duisternis die heerste was een aankondiging van de duisternis die heerste over de wereld sinds het moment van de val, waarna het licht weer scheen nadat Christus stierf en verzoening werd bereikt. Dit uur, toen de zon midden op de dag verduisterd was, werd geprofeteerd door de profeten (Zacharia 6:14).
Hieruit zien we dat hun Pasen een klaagzang voor hen werd, omdat de vrouwen huilden en de zon verdween. In plaats daarvan markeerde dat het einde van hun volk en de scheuring van het voorhangsel van hun tempel, omdat God hen verliet.”
[Uitleg van het hoofdstuk – Vader Antonius Fikri]
Het Evangelie van Marcus (15: 26-33)
In dit Evangelie verwijst de heilige Marcus naar de profetie: “En Hij is onder de misdadigers gerekend.” En hij wijst op de bespotting door de leiders en de duisternis over de aarde, zoals voorspeld werd in de profetie van Amos voor dit uur.
Het Evangelie van Lucas (23: 26-44)
En de heilige Lukas voegt het huilen en weeklagen van de dochters van Jeruzalem over de Heer toe, evenals de woorden van de Heer over de dagen van wraak (de verwoesting van Jeruzalem). Een reisgids in Jeruzalem legt uit dat de term “dochters van Jeruzalem” niet alleen letterlijk verwijst naar dochters, maar dat de term vroeger verwees naar de kleine dorpen buiten de muren van Jeruzalem, die als eerste getroffen werden toen het Romeinse leger Jeruzalem belegerde. Ook vermeldt de heilige Lucas de woorden van de Heer aan het kruis: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”
Ook staat vermeld dat de tekst boven het kruis van de Heer (dat Hij de koning van de Joden was) geschreven stond in de drie talen: Hebreeuws, Latijn en Grieks (zoals ook vermeld staat in het Evangelie van de heilige Johannes). Waarom schreef Pilatus: Jezus de Nazarener, koning van de Joden; INRI?
1 – Hij schreef het in het Latijn om aan Caesar te laten zien dat hij degene heeft gedood die beweerde koning te zijn en zich verzette tegen Caesar, zodat hij beloond zou worden.
2 – Hij schreef het in het Hebreeuws als een belediging voor het Joodse volk: “want hier is jullie koning: gekruisigd.” Pilatus was namelijk boos op hen, omdat ze zich tegen hem verzetten en bleven aandringen op de kruisiging van Christus, terwijl hij Hem wilde vrijlaten. Hij bekommerde zich niet om hun protesten, maar hij verklaarde voor hen dat hun argument voor hun klacht bij Caesar was afgesloten met de kruisiging van de koning van de Joden. En misschien wilde hij hen bevrijden van hun valse associatie met Caesar.
3 – Sommigen zeiden dat Pilatus diep ontroerd was door Christus en dat hij daarom deze uitdrukking schreef; als een uiting van zijn gevoelens, uit waardering voor Hem en als verontschuldiging voor wat er was gebeurd.
Uitleg van het hoofdstuk – Hegoumen Antonius Fakri.
Tot slot zijn ook de volgende dingen beschreven: de bekering van de dief, zijn verzoek aan de Heer om in Zijn koninkrijk te zijn en zijn belijdenis dat de gekruisigde zijn Heer, God en Koning is. Deze dief wees de andere dief terecht en zei: “Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig met wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.” En hij zei tegen Jezus: “Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent.” En Jezus zei tegen hem: “Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.”
Het Evangelie van Johannes (19:12-27)
Johannes vermeldt een bijzondere uitdrukking over de positie van de Heer tussen de twee dieven aan het kruis, te beschrijven als: “en Jezus in het midden.” Dit is een uitdrukking die uniek is ten opzichte van de rest van de Evangeliën. Eveneens wordt dit herhaald na Zijn Heilige Opstanding en Zijn verschijning aan hen (de discipelen) in de bovenkamer. Johannes zei ook over de Heer: “Hij stond in hun midden”, wat dezelfde uitdrukking is als de profetie van Jesaja voor dit uur: “Hij verheft Zich in je midden, de Heilige van Israël.”
Het Evangelie vermeldt ook gedetailleerd wat de soldaten deden: “Nadat de soldaten dan Jezus gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleren en maakten vier delen, voor elke soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. Zij dan zeiden tegen elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie het zal zijn. Opdat het Schriftwoord vervuld zou worden dat zegt: Zij hebben Mijn kleren onder elkaar verdeeld en over Mijn kleed hebben zij het lot geworpen.” (Johannes 19:23-24)
En deze profetie kwam over hen in Psalm 21 (de Psalm van dit uur).
Johannes vertelt dat het overhemd, dat geheel aan de bovenkant was geweven zonder stiksels, niet mocht worden gedragen, behalve door de hogepriesters en daarom zorgde dit overhemd, dat leek op de kleding van de hogepriester, ervoor dat Christus naar zijn kruis ging als de hogepriester (een priester die zijn offer aanbiedt).
Het kleed was zeer kostbaar, dus scheurden de soldaten het niet uit elkaar, maar wierpen ze er een lot voor. Het feit dat ze het niet verdeelden, verwijst naar de kerk welke niet splitst of verdeeld wordt. Dit kan worden vergeleken met Psalm 22: de soldaten zijn de Romeinse soldaten, van bovenaf geweven als een teken: want het is God die zijn kerk heeft gesticht, en het is niet aan de mens om haar uiteen te scheuren. (Interpretatie van Johannes 19 – Abouna Anthony Fikry)
Johannes noemde ook de zorg van de Heer voor Zijn moeder terwijl hij op het hoogtepunt van zijn lijden aan het kruis was om aan iedereen haar waardigheid en status in de Heilige Kerk bekend te maken. “Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis.” (Johannes 19:26-27)
De woorden van de Heer tegen zijn discipel Johannes zijn relevant voor ons allemaal, wat betekent dat zij altijd onze moeder zal zijn en wij altijd haar kinderen zullen zijn.
Het Negende Uur van Goede Vrijdag
De lezingen van dit uur spreken over de volmaaktheid van de reis van lijden en dood aan het kruis om het einde van de vloek aan en het begin van het leven aan te kondigen, maar ook de verklaring van het oordeel voor degenen die redding weigeren:
Zo leggen de lezingen uit:
De oorzaak van het oordeel over de tegenstanders van redding. (Jeremia)
En de vloek eindigt door het kruis. (Zacharia).
Wiens gebeurtenissen plechtig zullen zijn. (Joël).
En de glorie van de mensheid is in de gekruisigde Christus. (Paulinische brief).
Die ons leven gaf door Zijn opstanding. (Psalm).
Na alles te hebben voltooid wat nodig was voor Zijn dood aan het kruis. (De Evangeliën).
Profetieën
De eerste profetie: Jeremia de Profeet (Jeremia 11: 18 – etc .; 12: 1-13)
Deze profetie spreekt over de gebeurtenissen van het kruis en het oordeel over de tegenstanders.
Daarom gaat het over de Zoon van God die als een lam naar de slacht werd geleid, zelfs tot aan het kruis en de dood, en degenen die zich tegen Hem verzetten en Zijn kruisiging eisten om Hem te vernietigen, realiseerden zich niet dat ze vernietiging voor zichzelf zochten en dat er zware dagen van wraak over hen zou komen (de vernietiging van Jeruzalem).
“De Heere heeft het mij doen weten en toen wist ik het, toen U mij hun daden hebt doen zien. Ik was als een argeloos lam dat ter slachting wordt geleid, want ik wist niet dat zij tegen mij plannen bedachten, door te zeggen: Laten wij de boom met zijn vrucht te gronde richten, laten wij hem uit het land der levenden afhakken, zodat er aan zijn naam niet meer gedacht wordt.”
“Daarom, zo zegt de Heere van de legermachten: Zie, Ik ga hen straffen: de jongemannen zullen sterven door het zwaard en hun zonen en hun dochters zullen sterven van de honger. Er zal geen overblijfsel van hen zijn, want Ik zal onheil brengen over de mannen van Anathoth in het jaar van de vergelding aan hen.”
De betekenis van de woorden “Ik wist het niet” wordt beantwoord door de geleerde Origenes.
[Jezus spreekt over zichzelf: “Ik was als een argeloos lam dat ter slachting wordt geleid, want ik wist het niet.” Hij zei niet wat het is dat Hij niet wist. Hij zei niet: “Ik wist het goede niet,” of “Ik wist het kwaad niet,” of “Ik wist de zonde niet,” maar Hij zei gewoon: “Ik wist het niet.”
Hij liet je dus de taak over om te zoeken naar iets dat Hij niet wist. Om te weten wat dat is, overweeg deze zin: “Want Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,” (2 Korintiërs 5:21). Kennis van zonde betekent erin vallen, net zoals kennis van de waarheid, dat wil zeggen, het beoefenen ervan. Hij die de waarheid spreekt en deze niet beoefent, kent de waarheid niet.
De tweede profetie: Zacharia de profeet (Zacharia 14: 5-11)
Deze profetie spreekt over de openbaring van het goddelijke bezoek door het kruis, het begin van het leven en het einde van de vloek:
“Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft ervan naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: ‘s zomers en ’s winters zal het plaatsvinden. De Heere zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de Heere de Enige zijn en Zijn Naam de enige…
Zij zullen erin wonen, een banvloek zal er niet meer zijn: Jeruzalem zal onbezorgd wonen.”
De derde profetie: Joël de Profeet (Joël 2: 1-11)
Deze profetie toont wat er gebeurde tijdens het kruis vanuit de duisternis op aarde en tekenen in de natuur en hoe deze dag zo groot en angstaanjagend was. Misschien is dit wat de dief deed berouwen en de centurio de rechtvaardigheid van deze Gekruisigde deed erkennen:
“Bij die aanblik siddert de aarde, beeft de hemel. Zon en maan worden in het zwart gehuld en de sterren trekken hun licht in. Groot is immers de dag van de Heere en zeer ontzagwekkend. Wie zal hem kunnen verdragen?”
Paulinische Brief (Filippenzen 2: 1-11)
Deze lezing verkondigt de glorie van de mensheid in Christus, in Zijn kruis en dood, en hoe het plan van de Vader voor onze redding werd vervuld:
“maar Hij ont ledigde Zichzelf, nam de gedaante aan van een slaaf en kwam in de gelijkenis van mensen. En in gedaante als een mens bevonden, vernederde Hij Zichzelf en werd gehoorzaam tot de dood, ja, de dood van het kruis. Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en Hem een naam geschonken boven alle naam.”
Sint Augustinus legt de betekenis van deze Bijbelse tekst uit: [De Heer zei tegen de Joden: “Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij?” (Mattheüs 22: 42)?” Zij antwoordden Hem: “Zoon van David,” omdat ze dat gemakkelijk wisten, geleerd van de profeten. Hij was inderdaad een nakomeling van David, maar “naar het vlees” uit de Maagd Maria, die verloofd was met Jozef.
En toen ze Hem antwoordden, zei Hij tegen hen: “Hoe noemt David Hem dan in de Geest Heer, zeggende: ‘De Heer zei tegen mijn Heer, “Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden tot een voetbank voor Uw voeten maak?”
Verbaast het u dat de zoon van David zijn God zou moeten zijn, wanneer u ziet dat Maria de moeder van de Heer is?
Hij is de Heer van David “die, in de gedaante van God zijnde, het niet als roof beschouwde om gelijk aan God te zijn,” en de zoon van David door “maar Hij ont ledigde Zichzelf, nam de gedaante aan van een slaaf.”
O Profeet die zei: “U bent schoner dan de mensenkinderen;” (Psalm 45: 2)?” Waar heb je Hem gezien? Daar heb ik Hem gezien. Twijfelt u eraan dat het equivalent van God mooier is dan de mensheid…?
En om degene te vragen die zegt: “Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. (Jesaja 53: 2). U zegt dit, vertel ons waar u Hem hebt gezien…?
“Hij ont ledigde Zichzelf, nam de gedaante aan van een slaaf, kwam in de gelijkenis van mensen. En in gedaante als een mens bevonden, vernederde Hij Zichzelf en werd gehoorzaam tot de dood, ja, de dood van het kruis.” Hier heb ik Hem gezien.
Dus de twee zijn in een harmonie gevuld met vrede, beide zijn in overeenstemming met elkaar.
Welke schoonheid is stralender dan God?
En welke verminking is meer dan de Gekruisigde?!..
Hij verliet Zijn Vader zodat Hij hier Zichzelf niet gelijk zou tonen aan de Vader, maar “Hij ont ledigde Zichzelf, nam de gedaante aan van een slaaf”.
Hij verliet ook Zijn moeder, de ontvangster, van wie naar het lichaam Hij geboren werd. Hij hield zich vast aan een vrouw, dat wil zeggen, aan Zijn kerk] (St. Augustinus)
Psalm (Psalm 69: 2, 22)
“Verlos mij, o God, want het water is tot aan de ziel gekomen. Ik ben gezonken in bodemloze modder… Ze gaven me gal als voedsel, en voor mijn dorst gaven ze mij azijn te drinken.”
De Psalm verklaart de mate van de psychologische druk die de Heer onderging op weg naar het kruis en in Zijn lijden tot aan de dood, en vermeldt ook wat er gebeurde toen de Heer dorst had en hoe ze hem azijn aanboden om te drinken.
[David was hierin een symbool van Christus, en er zijn veel verzen uit deze Psalm die het Nieuwe Testament op Christus toepaste:
Vers 4 ← genoemd in (Johannes 15:25). Vers 9 ← genoemd in (Johannes 2:17) + (Romeinen 15:3). Vers 21 ← genoemd in (Mattheüs 27:34). En verzen 22, 23 ← genoemd in (Romeinen 11:9, 10).
Het is een metgezel van Psalm 22 en beide beginnen met het lijden van Christus en eindigen met Zijn glorie. Hierbij komen de profetieën van de vernietiging van Israël voor de kruisiging van Christus] (vader Anthony Fikri)
De link tussen de Psalm en het evangelie (vader Lucas Cedarus)
Red mij, O God!
Hoe prachtig zijn de woorden van deze Psalm: Hij die met één woord leven gaf aan degenen in de graven, zegt: Red mij? Deze woorden drukken de volmaaktheid uit van Zichzelf ont ledigen, wat door de Heer aan het kruis werd volbracht. Hij richt zich tot de Vader en zegt:
Hier heb ik Mezelf uitgesteld als een schaap.
Ik heb Mezelf gegeven als losprijs voor de wereld.
En hier geef ik Mezelf over aan de dood, die geen autoriteit over Mij heeft. En ik bied de volmaaktheid van de gehoorzaamheid van de mensheid aan in mijn gehoorzaamheid, en haar overgave aan U in Mijn onderwerping.
En nu is het werk dat U Mij hebt gezonden voltooid.
En nu, Vader, leg ik Mezelf neer en U verheerlijkt Mij met de glorie die ik bij u had voor de schepping van de wereld. Zie, op dit uur geef ik mezelf over aan de dood om mezelf te ont ledigen, en u wekt Mij levend op en verheerlijkt Mij.
Wanneer Hij nu aan het kruis vraagt, vraagt Hij om ieders leven, want wanneer Hij levend opstaat en ons samen met Hem levende leden maakt, dan vraagt Hij om mijn leven op de momenten van Zijn dood.
Want het water is tot aan mijn hals gekomen.
De passies stegen en namen toe als de wateren van een allesverwoestende vloed, tot op dit uur bereikten ze de ziel. Het was daarom dat er werd gezegd dat Hij met een luide stem riep. Waarlijk, er is geen pijn die de mens heeft geleden, en er is geen beker van bitterheid die iemand zal drinken, integendeel, de Heer dronk het volledig van ons tot het einde.
Zo werd gezegd dat de wateren van pijn reikten tot aan Zijn ziel tot aan de dood. Echter, het water werd naar de ziel van de Heer gebracht, alleen in de mate dat Hij het toestond. Hij zei: “Ik heb de macht om het te geven en ik heb de macht om het te nemen”. Omdat het lijden van de Heer Hem niet werd opgelegd door een externe kracht, om ze onvrijwillig te accepteren, maar Hij nam ons lijden op zich uit liefde.
Ik zink weg in diepe modder,
De Heer is het Lam van God dat onze zonden droeg, zondeloos bleef en geen vorm van kwaad kende, en nu gaf Hij zijn ziel over en raakte betrokken bij de modder van de dood, maar Hij werd er niet door bevuild. Er werd zelfs over Hem gezegd dat de dood Hem niet kon vatten.
Ze gaven me ook gal als voedsel, en voor mijn dorst gaven ze mij azijn om te drinken. Jezus hongerde niet naar fysiek voedsel, noch was Hij dorstig in deze zin. Hij stuurde de discipelen om voedsel te kopen voordat Hij de Samaritaanse vrouw ontmoette, maar toen ze kwamen en zeiden: “Meester, eet”, at Hij niet, maar zei: “Ik heb ander voedsel…”. Hoe hongerig is degene Die vijfduizend verzadigde van de vijf broden?… Hij heeft ander voedsel.
Hoe kan de dorstige degene zijn die zei: ‘Als iemand dorst heeft, zal hij naar mij toe komen en drinken?”
Maar aan het kruis is Hij hongerig en dorstig op een andere manier.
Hij dorst naar de zielen van Zijn kinderen om tevreden te zijn met hun liefde voor Hem en om ze tot Zich te accepteren.
De bitterheid die in zijn voedsel werd gelegd, is de afwijzing van degenen die Hem kruisigden en de hardheid van hun harten en hun niet-acceptatie van het werk dat Hij verricht.
En de azijn die Hij dronk in Zijn dorst aan het Kruis is dat Hij Zijn kinderen vraagt om zich te bekeren, en toch leven ze nog steeds als slaven van de zonde, zwervend in een verre regio.
Gezegend bent u, O rechter dief, want de Heer is tevreden geweest met uw berouw en oprechte belijdenis van Hem als redder, en uw terugkeer na de vervreemding van uw hele leven.
O mijn Heer, mag ik mijzelf voor uw kruis neerwerpen telkens als substituut voor de azijn die u drinkt uit de woorden van verwijt en belediging van velen tot op de dag van vandaag, en moge mijn berouw Uw Hart verheugen, dat elke dag op mijn terugkeer wacht.
De Evangeliën (Mattheüs 27:46-50, Marcus 15:34-37, Lucas 23:45, 46, Johannes 19:28-30)
De verslagen van de dood van Christus aan het kruis in het Evangelie van Mattheüs en Marcus zijn bijna identiek in hun lezingen op dit uur.
In de lezingen van dit uur klinkt de kreet van de Zoon aan het kruis “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” Misschien bedoelde de Heer hiermee de aandacht te vestigen op Psalm 22, die begint met dit vers en heel duidelijk spreekt over het kruis alsof de spreker een ooggetuige was.
Wat betreft het Evangelie van Lucas, toont het wat de Heer zei in zijn kreet aan het kruis “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.”, evenals wat er gebeurde vanuit de duisternis van de zon en het scheuren van het voorhangsel van de tempel.
Het Evangelie van Johannes vermeldt de vervulling van de profetieën van de Heer door Zijn woord aan het kruis “Ik heb dorst!”, en ook het laatste woord dat door de Heer werd gesproken “Het is volbracht!”.
We merken hier op dat de Heer twee keer uitriep aan het kruis:
De eerste keer was toen hij zei: “Jezus riep met luide stem: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’”. Het komt voor in het Evangelie van Mattheüs en het Evangelie van Marcus.
De tweede keer was toen hij zei: “En toen Jezus met luide stem had geroepen, zei Hij: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’” wat voorkomt in het Evangelie van Lucas.
Alleen Johannes vermeldt dat de Heer zijn hoofd boog en de geest gaf. [Het tegenovergestelde van wat er gebeurt wanneer een persoon sterft]:
[Een gewoon persoon heeft op het moment van zijn dood niet de mogelijkheid om met luide stem te roepen. Zijn kreet op het moment van Zijn dood deed de centurio die naast het kruis stond zeggen: “Werkelijk, deze man was Gods Zoon!” (Marcus 15:39). Dit duidt op een krachtige kracht die voortkomt uit de vereniging van Zijn zwakke mensheid met Zijn godheid. Het is ook prachtig om te horen dat hij zijn hoofd boog en de geest gaf. Het is normaal dat een persoon eerst de geest geeft en dan zijn hoofd buigt, en niet andersom.
Dit komt doordat Hij probeert zijn hoofd zo hoog mogelijk te houden om te ademen, maar nadat Hij sterft, valt zijn hoofd neer. Deze twee aantekeningen geven aan dat de dood van Christus niet was zoals de dood van een gewoon mens, maar dat Hij, met Zijn autoriteit, Zijn leven gaf. Dat wil zeggen, Hij stierf uit vrije wil wanneer Hij dat wilde, toen Zijn werk voltooid was. Zo begrijpen we dat de dood Christus niet heeft opgeslokt, maar dat het Christus was die de dood als overwinnaar heeft opgeslokt.
De dood heeft de Heer niet overwonnen, maar het was Hij die de dood overwon. Hij daalde af naar de hel met Zijn geest verenigd door Zijn godheid om de deuren te openen voor degenen die stierven in de hoop en hen naar het paradijs te brengen.
Zoals Jesaja zei: “Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood” (Jesaja 53:12) en Zijn leven werd niet van Hem afgenomen als mens, maar Hij stortte zichzelf uit vrije wil.]
Het elfde uur van Goede Vrijdag
De lezingen van dit uur spreken over het begin van het feest en de eeuwige glorie van de mensheid (profetieën).
En de glorie van de Gekruisigde in het leven van de kerk (Paulus).
Om de ogen te openen voor de Zoon van God en Zijn goddelijkheid te openbaren (Evangelie).
Volledig verlost door de opstanding (Psalm).
(Exodus 12: 1– 14)
Deze profetie spreekt over de redding die de Heer zou brengen aan Zijn volk, om hen te bevrijden van de slavernij onder Farao en Zijn gebod aan Mozes en aan het volk om van deze redding een permanent feest te maken en een herinnering dat de mensen alle dagen leven, en hoe de kenmerken van het Paschalam van toepassing waren op het Lam van God dat de zonde van de wereld droeg, in die zin dat het onberispelijk is en tot de veertiende dag wordt bewaard. (Zoals de Heer in Jeruzalem en eromheen was van Palmzondag tot aan het kruis) en het wordt een keer met kruiden gegeten, als teken van de pijn die Hij heeft doorstaan, en zijn bloed is een teken van verlossing van de vernietiging die is gepland om op mensen te zijn bij de kruising van de dodelijke Engel.
‘ U moet een lam zonder enig gebrek hebben, een mannetje van een jaar oud. U moet het van de schapen of van de geiten nemen.
U moet het in bewaring houden tot de veertiende dag van deze maand, en heel de verzamelde gemeenschap van Israël zal het slachten tegen het vallen van de avond.
En zij zullen van het bloed nemen en het aan de beide deurposten strijken en aan de bovendorpel, aan de huizen waarin zij het eten zullen… Want Ik zal in deze nacht door het land Egypte trekken en alle eerstgeborenen in het land Egypte treffen, van de mensen tot het vee.
En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf teweegbrengt. Deze dag moet voor u een gedenk dag worden. U moet hem vieren als een feest voor de HEERE. U moet hem vieren als een eeuwige verordening, al uw generaties door.’
(Leviticus 23: 5 – 15)
De Heer bevestigde dit gebod altijd meer dan eens aan Zijn volk nadat ze het land Egypte hadden verlaten om zeven dagen lang te feesten en brood te eten, waarvan St. Paulus zei dat het een herinnering en een feest van onze verlossing zou moeten zijn met het ongezuurde brood van ware oprechtheid, een teken van verlossing en nieuw leven.
‘In de eerste maand, op de veertiende dag van de maand, tegen het vallen van de avond, is het Pascha voor de HEERE.
En op de vijftiende dag van die maand is het Feest van de ongezuurde broden voor de HEERE. Zeven dagen lang moet u dan ongezuurde eten.
Op de eerste dag moet u een heilige samenkomst hebben. Geen enkel dienstwerk mag u doen.
Zeven dagen moet u de HEERE een vuuroffer aanbieden. Op de zevende dag is er dan een heilige samenkomst;’
Paulus’ Brief (Galaten 3:1-6)
In het Oude Testament verandert het feest van een herinnering aan een gebeurtenis, een situatie en een wonder dat God met hen heeft gewerkt naar de voortdurende aanwezigheid van de Gekruisigde Zoon van God voor ons, zodat Hij ons leven en ons doel zal zijn. De uitdrukking dat Sint-Paulus zei dat de gekruisigde Jezus voor onze ogen werd afgebeeld, betekent niet alleen dat we leven door Hem te zien, maar ook dat we niets in de wereld zien behalve door Hem en door Zijn redding en liefde.
‘u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was’
En het mooie van de lezingen van dit uur is dat ze ons het kruis intekenden:
+ De wet van het Oude Testament (beschrijving van het Paschalam en vergelijking met het kruis).
+ In de hele schepping, zoals St. Athanasius in de preek zei (wat het kruisteken betreft, het is verspreid over de hele schepping).
+ Voor onze ogen, zoals St. Paulus zei (dat wil zeggen, in ons dagelijks leven en onze strijd).
De eerste Psalm (143: 6, 7)
‘Ik spreid mijn handen naar U uit, mijn ziel ligt voor U als een dorstig land. Sela Verhoor mij spoedig, HEERE, mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet voor mij, want ik zou aan hen gelijk zijn die in de kuil neerdalen.’
Deze psalm spreekt over het antwoord van de Vader aan de Zoon, in die zin dat Zijn menselijk lichaam niet in de dood blijft, zo zei Hij, dus reageerde hij eerder op Mij (op de derde dag), wat dezelfde betekenis is die St. Paulus zei in de brief aan de Hebreeën (Hebreeën 5: 7).
Het is ook wat Sint Athanasius de Apostel uitlegde om deze vers te interpreteren (Hebreeën 5: 7) dat de zoon van Gods intense roep om degene die in staat is Hem van de dood te redden (dat wil zeggen: de menselijke natuur redt die de zoon van God nam uit de dood en stak die over voor de wederopstanding), dat wil zeggen: Hij staat op de derde dag op en de dood heeft nog niet de overhand over Hem.
De tweede Psalm (31: 6)
‘ In Uw hand beveel ik mijn geest; U hebt mij verlost, HEERE, getrouwe God!’
En dit is het woord dat de Heer aan het kruis zei, en de Profeet kondigde hier de voltooiing van de verlossing aan.
De link tussen de psalm en het evangelie (vader Luke Cedarus).
Verhoor mij spoedig, HEERE, mijn geest bezwijkt!
Als we nadenken over het verzoek van Christus die aan het hout hangt en vraagt om eerder beantwoord te worden, zullen we zeer verrast zijn … Hij vraagt om de volledige onschuld van de mens en nu eerder omdat Hij de dood voor hem heeft voltooid, zeggende: (Ik heb mijn ziel verloren). Maar wat ons het meest verbaast is de reactie van de Vader, eerder, op dit moment:
De sluier van de tempel, die de mens lange tijd had gekweld met het gevoel dat God verborgen was en dat Hij de mens in de steek liet, werd afgescheurd, verzoening vond voor altijd plaats en we begonnen met een onbedekt gezicht naar de Heer te kijken.
De doorn des doods werd gebroken, de gevangenismuren werden vernield, de mens kwam naar buiten en de rustende Heiligen ontsnapten uit de graven. Iedere geaccepteerde natie verheerlijkte God en de eerstgeborenen van de naties in de persoon van de vijand; de hoofdman die de Heer kruisigde, de gekruisigde verheerlijkte en Zijn goddelijkheid erkende.
De hele wereld is vergeven door de goddelijke kant.
Laten we reflecteren, broeders en zusters, over wat de Heer voor ons heeft verkregen door Zijn dood, namelijk welke glorie voor ons christenen door Zijn dood voor ons en door de gaven die Hij ons met alle wijsheid en onderscheidingsvermogen heeft gegeven.
In Uw hand beveel ik mijn geest
De momenten waarop Jezus Zijn geest begaf, moeten zeer verschrikkelijk zijn geweest. Zij die op dit uur naar de Heer keken, zagen wat voor een mens niet is toegestaan om over te spreken. De plechtigheid van wat ze zagen was zo plechtig dat ze het uitschreeuwden, geloofden en terugkeerden terwijl ze zich op de borst sloegen.
Contempleer over het geschrevene: ‘En de hoofdman over honderd die daarbij stond, tegenover Hem, en zag dat Hij zo roepend de geest gegeven had, zei: Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’ (Markus 15:39).
De Heer riep uit: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’ (Lukas 23:46). En dat is niet vreemd, want Hij heeft al gezegd: ‘Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de Vader.’ (Johannes 16:28).
Zijn voortkomen uit de Vader betekende nooit Zijn scheiding van de Vader, en Zijn terugkeer naar de Vader (waarbij Hij Zijn geest in Zijn handen toevertrouwde) betekent niet de scheiding van Zijn goddelijkheid en Zijn menselijkheid voor een enkel moment, niet het knipperen van een seconde. Maar je ziet hoe de Heer de zinsnede, ‘in Uw handen beveel Ik Mijn geest’ uit en op enigerlei wijze deze toewijding aan de dood voltooide.
O Heer Jezus, leer mij hetzelfde leven van toewijding te leiden, op de manier waarop U deze woorden zei, en op uw eigen onuitsprekelijke, transcendente manier.
O Heer Jezus, maak deze woorden tot de afsluiting van mijn dag voordat ik naar bed ga en de afsluiting van mijn reis wanneer mijn geest uit mij komt.
+ U hebt mij verlost, HEERE, getrouwe God!…
Hoe mooi is deze vergelijking die in de woorden van de psalm staat: dit is de verlossing die Hij ons ook gaf ter vervulling van de schuld die we hadden en ter vervulling van de vereisten van goddelijke gerechtigheid.
Referentie: boek met meditaties over de Psalmen van passie pagina 165-170 (Vader Luke Cedarus)
Het Evangelie van Mattheüs (27: 51-56)
Sint Mattheüs vermeldt hier de tekenen van de natuur, het verscheuren van het voorhangsel van de tempel, de belijdenis van Zijn goddelijkheid door de soldaten, en de vrouwen die de Heer begeleiden naar het kruis (zoals ook vermeld door Sint Marcus en Sint Lucas), maar Sint Mattheüs voegt hier de opkomst toe van vele lichamen van de heiligen die in slaap waren gevallen, hun verschijning aan velen, en hun intocht in de heilige stad Jeruzalem.
‘ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt; en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen.’
Het Evangelie van Marcus (15: 38-41)
Sint Marcus (en ook Sint Lukas) vermeldt specifiek in de bekentenis van de staande soldaten dat hij de Centurion is, maar hier zegt hij: ‘Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’, en dit is hetzelfde als Sint Mattheüs vermeldde over de soldaten, zoals hij, net als anderen, ook melding maakt van het verscheuren van de voorhang van de tempel en de vrouwen die de Heer vergezelden in Zijn lijden naar het kruis.
Het Evangelie van Lukas (23: 47 – 49)
“Sint Lucas vermeldt, in de woorden van de Romeinse officier, zijn belijdenis dat Hij rechtvaardig was. ‘Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig.’ hij is de enige die de reactie vermeldde van de menigte die de dood van de Heer aan het kruis aanschouwde. ‘En al de menigten die samengekomen waren om dit te zien, zagen wat er gebeurd was en keerden terug, terwijl ze zich op de borst sloegen ‘
Het Evangelie van Johannes (19: 31-37)
Sint Johannes is uniek in zijn uitleg dat deze zaterdag (na de vrijdag van de kruisiging) geweldig was en vermeldt ook het neersteken van de soldaat aan de Heer met een speer in Zijn zijde, waardoor er bloed vrijkwam, in tegenstelling tot wat er gebeurt bij de dood van ieder normaal mens, dus het was een verklaring van Zijn goddelijkheid dat Hij stierf, maar corruptie bereikte Hem niet zoals de rest van de mensheid.
(Er kwam onmiddellijk bloed en water uit. Water is het teken van Zijn dood, en bloed is het teken van Zijn leven)
(Vader Athanasius Al-maqari – het boek van het Heilige Pascha Deel II pagina 256) noemde hij ook de profetieën die hierop betrekking hebben.
‘maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit.’
Het Twaalfde Uur van Goede Vrijdag
De lezingen van deze grote dag worden afgesloten met dit uur, toen de zielen van de
rechtvaardigen uit de hel werden bevrijd door de komst van de Zoon van God daar. En Hij nam
de gevangenis gevangen en bracht hen uit de duisternis in het licht, en hun zielen verheugden
zich bij Zijn komst. Daarom wordt op dit uur de deur van de tempel geopend en wordt de tempel
gehuld in vreugde.
Daarom spreken de lezingen over twee profeten, Jeremia en Jona, die in hun lijden een symbool
waren van de Zoon van God in Zijn lijden en Zijn kruis, maar ook in Zijn opstanding en de
overtocht van de dood.
Er zijn ook twee Psalmen; één die de pijn van de dood uitdrukt en de andere drukt de glorie en
pracht uit van de lijdende persoon.
De Evangeliën onthullen de kwaliteit van zielen die voortdurend in transitie leven van dood
naar leven (Jozef en Nicodemus), die hoopvol waren en wachtten op het koninkrijk van God.
En zij kenden het nog niet, maar realiseerden het zich in de dood en opstanding van de Heer.
Profetieën
De klaagliederen van Jeremia (Marcus 3:1-etc.)
Deze profetie schetst de weg van de Heer (gedurende Zijn lijden, Zijn dood aan het kruis en
Zijn afdaling naar de hel) als vertegenwoordiger voor de mensheid en Zijn aanvaarding van het
plan van de Vader voor onze redding.
“Ik ben de man die ellende gezien heeft door de stok van Zijn verbolgenheid.” (Hij droeg de
zonden van de mensheid).
“Mij heeft hij geleid en doen gaan in duisternis, en niet in licht.”
“Ja, Hij heeft telkens weer Zijn hand tegen mij gekeerd, de hele dag.”
“Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren en mijn beenderen gebroken.” (De pijnen aan
het kruis).
“Hij heeft tegen mij aan gebouwd en mij omsingeld met gal en moeite.” (De dood aan het kruis).
“In duistere oorden doet Hij mij wonen (de hel), als degenen die allang dood zijn.” (Het lot van
de mensheid in het Oude Testament).
En we zien dezelfde vermelding van donkere plaatsen in het gebed van de Profeet Jona en in
de eerste psalm (psalm 44), die verwijst naar Zijn afdaling naar de hel.
Hoewel de profeet Jeremia het lijden van de Zoon des Mensen beschreef, verklaart hij hoe de
pijn en de dood niet bleven duren, maar ze veranderden in redding. Zo werd ook de genade van
de Vader onthuld in de overwinning van Zijn Zoon over de dood en de redding van de zielen
van de rechtvaardigen uit de vernietiging.
“Goed is het te hopen en stil te wachten op het heil van de HEERE. Goed is het voor een man,
als hij een juk draagt in zijn jeugd. Laat hij eenzaam zitten en zwijgen, omdat Hij het hem
opgelegd heeft. Laat hij zijn mond in het stof steken– misschien is er hoop.”
“Laat hij zijn wang geven aan wie hem slaat, laat hij met smaad verzadigd worden. Want niet
voor eeuwig verstoot de Heere! Want wanneer Hij bedroefd heeft, zal Hij Zich ontfermen naar
de grootheid van Zijn goedertierenheid.”
De profeet Jeremia gebruikt uitdrukkingen die het lijden van Christus beschrijven en deze zijn
bijna identiek aan wat de profeet Jona zei in zijn gebeden (de daaropvolgende profetie):
“In duistere oorden doet Hij mij wonen” (Klaagliederen van Jeremia).
“Water omving mij, bedreigde mijn leven; De watervloed omving mij; Zeewier was om mijn
hoofd gebonden. Naar de diepste gronden van de bergen daalde ik af;” (Jona).
“Heb medelijden met ons, Heer, in onze sterfelijkheid” (Klaagliederen van Jeremia).
“O HEER, mijn God, ik ben aan het einde van mijn ziel” (Jona).
“En ik zei dat Hij mij heeft verlaten rondom Hem” (Klaagliederen van Jeremia).
“En ik zei, “Verstoten ben ik van voor Uw ogen” (Jona).
“Ik heb Uw Naam aangeroepen, Heere, vanuit het diepste van de put.” (Klaagliederen van
Jeremia).
“Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem.” (Jona).
“Verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn hulpgeroep” (Klaagliederen van Jeremia).
“Mijn gebed kwam tot U,” (Jona).
Jona de profeet (Jona 1:10 etc.; 2:2-7)
Dit verhaal omvat twee situaties die allebei geassocieerd worden met het kruis:
(1) De eerste situatie is de aarzeling van de zeelieden om een mens in zee te werpen. Ze
beschouwden hem als onschuldig bloed, zoals zij verklaarden, hoewel hij de oorzaak was van
de woede van de zee en het grote verlies van hun goederen die ze in zee gooiden om te proberen
te overleven. Bovendien bracht hij hen ook in levensgevaar, omdat het schip dreigde te zinken.
Desondanks was hij degene die zijn fouten toegaf.
Ondanks de reactie van God, die ze destijds nog niet kenden, en hoe Hij Zijn boosheid op hem
toonde (naar hun begrip), zeggen ze toch; “Daarom riepen zij tot de Heer en zeiden: “Och
HEERE, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man! Leg geen onschuldig bloed op
ons! Want U, HEERE, doet zoals U behaagd heeft.”
Dus zo zien we hoe mannen, die de ware God niet kennen (omdat ze andere goden aanbidden),
genade tonen aan degene die de oorzaak was van hun verlies en misschien zelfs hun dood.
Sterker nog, ze beschouwen hem als “onschuldig bloed”. Daartegenover zien we als
tegenprestatie hoe de overpriesters en schriftgeleerden oordelen op basis van valse getuigen en
samenzweringen tegen de Zoon des Mensen, het enige onschuldige bloed onder de mensheid,
en vragen om de vrijlating van Barabbas (die de oorzaak was van onrust en moord in de stad)
in plaats van Hem!!
Met andere woorden, het verschil dat hier getoond wordt is het verschil tussen ongelovigen, die
tot de ware God riepen, en anderen, die verondersteld worden de leiders van de gelovigen te
zijn, die tot Pilatus riepen (de Romeinse heerser die zichzelf probeerde vrij te pleiten van het
bloed van Christus), en de hogere autoriteiten die riepen: “Laat Zijn bloed maar komen over
ons en over onze kinderen”.
En hoezeer prevaleren de menselijke principes van atheïsten (bij de ware God) boven degenen
die toebehoren aan God, en zelfs spreken in Zijn naam! Maar het is ook ons leven als we Zijn
woord verwaarlozen en voortdurend Zijn wil afwijzen. En als onze belangen overwinnen en
onze angst verdrijven, zullen we Hem opnieuw kruisigen in Zijn onschuldige kinderen!
(2) De tweede situatie is het gebed van de profeet Jona in de holte van de walvis, wat een
symbool was voor de dood en opstanding van de Heer (Mattheüs 12:40). En in zijn gebed zien
we zijn vertrouwen en hoop in de levende God, Die zal opstijgen en hem zal redden van de
dood: “Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem.. En ik zei, ‘Verstoten
ben ik van voor Uw ogen; toch zal ik opnieuw aanschouwen Uw heilige tempel.”
En hier lijkt het erop dat de glorieuze dood van Christus in het vlees aan het kruis een antwoord
is op de roep uit de hel die komt van alle rechtvaardige zielen sinds het begin van de schepping.
En de mensheid in Christus keerde opnieuw terug naar de tempel van de Vader en deze
bewoonde wederom in de mens (vergelijk Genesis 6:3, Johannes 14:23).
Psalmen
De tekst van de Psalmen combineert pijn en glorie, lijden en pracht, verzaking en goddelijke
autoriteit, tussen de schaduwen van de dood en voor altijd en eeuwig, tussen kwaadaardige
intriges en de scepter van de Koning.
Daarom spreekt de eerste psalm over Zijn lijden en dood, en de tweede over Zijn kracht en
glorie.
De eerste psalm (88:4/23:4)
“Zij legden mij in de diepste put, in duistere plaatsen en in de schaduw van de dood.”
“Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen; want U bent
met mij;”
De tekst van deze psalm komt uit twee Psalmen: 88 en 23.
Deze tekst verklaart de afdaling van de Heer naar de hel (een lagere berg), maar Hij werd niet
beheerst door de dood (d.w.z. corruptie), dus het vervolg kwam uit psalm 22 om duidelijk te
maken dat het de schaduw van de dood is (d.w.z. de dood zonder corruptie) (Handelingen 2:31),
zoals Petrus zei.
De tweede psalm (45:6,11)
“Uw troon, o God, bestaat eeuwig en altijd;”
“De scepter van Uw Koninkrijk is een scepter van rechtvaardigheid.”
“Al Uw kleding geurt van mirre en aloë en kaneel.”
Deze psalm wordt gebeden met een lange melodie (Pik Ethronos) en dit is een van de langste
en zoetste melodieën van onze Heilige Kerk. Het is prachtig dat de kerk deze melodie voor twee
Psalmen gebruikt:
De psalm van glorie en goddelijke autoriteit en de psalm van het verraad van de mensheid lijken
alsof ze twee tegenstrijdige gevallen beschrijven van hoe iedereen verdorven was en hoe God
Zijn glorie en liefde zo opperbest toonde. De Kerk zingt het tweemaal in het Heilige Pascha
(het elfde uur van dinsdag, het Twaalfde Uur van vrijdag) ter ere van God en ook tweemaal
voor het verraad van de mens (het derde uur van de donderdagnacht, de vroege Witte
Donderdag).
De psalm beschrijft ook de kleding van de Heer bij Zijn begrafenis en de kostbare erfstukken
die door Nicodemus zijn meegebracht, welke Mattheüs beschrijft als zuiver linnen (de kleding
van de priesters). Dit was het teken van Zijn priesterschap.
Dat wil zeggen, de Heer ging naar het kruis in priesterlijke kledij en nadat ze Hem aan het kruis
hadden genageld en Zijn kleren hadden meegenomen, begroeven Jozef van Arimathea en
Nicodemus Hem ook in priesterlijke kledij om het offer van redding door de dood, begrafenis
en opstanding van de Heer te onthullen.
De link tussen de psalm en het Evangelie (Lucas Cedarus)
“Ik word meegeteld met degenen die naar de kuil afdalen.”
Adam ging naar het graf (de berg) en Christus kwam in zijn kielzog neer, keerde het stof van
de doden en vroeg om hem uit de verdoemenis … onze God betrad het huis van de machtige
nadat hij hem eerst aan het kruis had gebonden om zijn bezittingen te plunderen.
6
Degene, Wie de hemelen der hemel niet kunnen bevatten, werd geplaatst in een klein graf, zoals
de doden in donkere plaatsen, om hen, die in de graven zijn, te verlichten… Het leven brak door
in het graf, kondigde de doden aan en predikte aan de gevangenen… De duisternis van het graf
behaagde onze Heer, zoals Hij eerder behaagd had om een foetus te laten wonen in de buik van
de Maagd gedurende negen maanden. In de buik van de Maagd, schaduwden engelen haar
terwijl ze hun schepper prezen. Terwijl Hij in het graf was, prezen de engelen Hem, zeggend:
“Heilige God, Heilige Sterke, Heilige Onsterfelijke…” En zoals Hij volgens de profetie van
Ezechiël uit de buik kwam en de deur werd gesloten, zo kwam Hij ook uit de put (graf) en werd
de deur gesloten.
“Ik word meegeteld met degenen die afdalen naar de put.”
Ze verplichtten me vanwege mijn liefde voor hen, dus werd ik als dood naar een plaats
gedragen. En de lagere berg verwijst naar de afdaling van de Heer naar de hel; “Hij die
opgestegen is, is degene die eerst afdaalde naar de lagere delen van de aarde en Hij nam de
gevangenis gevangen, en gaf gaven aan mensen”.
“Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent
met mij;”
De psalm zegt: als Ik wandelde, omdat de Heer in volledige wil door de dood heen ging, het
niet mogelijk was om door de dood gegrepen te worden.
Hij droeg onze zonden, maar Hij werd er niet vies van. Hij heeft de dood voor ons geproefd,
maar Hij is de Heer van de opstanding.
En hier verwijst de psalm naar het breken van de doorn van de dood, de dood die angstaanjagend
en verschrikkelijk was voor het hart van de mensheid; “Ik ben niet bang voor kwaad.”
Wat een wonderlijke vreugde is het om de dood en opstanding van Jezus te verkondigen! We
vrezen niet langer de dood of de schaduw van de dood, zolang we ons vastklampen aan de Heer
Jezus, Die de dood heeft vertrapt.
“Uw troon, o God, bestaat eeuwig en altijd;”
De kerk heeft een speciale melodie aan deze psalm gewijd om de gelovigen te vervullen met
reflectie over deze psalm (zie het elfde uur van dinsdag).
De Kerk zegt tegen God:
7
Terwijl U in het graf wordt geplaatst, ben ik me bewust van Uw status en Uw goddelijke
majesteit. Ik ben me ook bewust van hoeveel van Uw wonderbaarlijke toewijding en kosten
van verlossing U voor mij hebt gepland.
En U bent gehuld in linnen doeken van “wit linnen.” Ik realiseer me dat U verblijft in
ontoegankelijk licht.
“De scepter van Uw Koninkrijk is een scepter van rechtvaardigheid.”
De Heer regeerde over het hart van de Kerk en zij werd voor altijd en eeuwig Zijn troon. “De
Heer heeft geregeerd en Majesteit bekleed… De Heer heeft kracht bekleed en omgord.” Nu
begrijpen we de betekenis van de uitspraak van de Heer tegen Pilatus: “Mijn Koninkrijk is niet
van deze wereld” (Johannes 18:36).
“Al Uw kleding geurt van mirre en aloë en kaneel.”
De mirre symboliseert de pijnen van de Heer die eindigden met de begrafenis… En Jozef van
Arimathea wikkelde hem in mirre, aloë en specerijen, die samen een soort bittere geur zijn die
neigt naar vloeibaarheid. Het verwijst naar de neerdaling van de zegeningen van het kruis naar
beneden. Dat wil zeggen, naar de hel waar onze Heer Jezus afdaalde door het kruis en Hij zo
onze vader Adam en zijn kinderen terugbracht naar het paradijs.
Kaneel is een harde schil die van de boom wordt afgeschild. Eens symboliseerde het de boom
van het Kruis, waarvan de schil een slimme geur afgeeft die alle mensen verfrist…
St. Basilius zegt vervolgens: Uw lijden, kruisiging, begrafenis in het graf en neerdaling in de
hel, o Heer… zijn over de hele wereld gevoeld.
De vier Evangeliën vermelden de neerdaling van het lichaam van de Heer van het kruis en Zijn
plaatsing in het graf, dat uit een nieuwe rots was gehouwen door Jozef en Nicodemus. Dit
gebeurde onder de aanwezigheid van enkele Maria’s, op het moment van Zijn begrafenis in het
graf.
De Evangeliën
Het Evangelie van Mattheüs (Mattheüs 27:57-61)
Mattheüs vermeldt de volgende dingen: het type linnen (en dat het zuiver is), dat het graf nieuw
is, dat de steen op het graf groot is, en hij vermeldt twee Maria’s.
Maar laten we opmerken dat ze het lichaam van Christus in linnen wikkelden, en dit is de
kleding van de priesters. Hij is onze Hogepriester die Zichzelf offerde.
Het Evangelie van Marcus (Marcus 15:42-etc.; 16:1)
Marcus vermeldt dat het de vrijdag voor de sabbat was. Hij beschrijft dat Jozef uit Ramah komt
en dat hij rijk is, met advies en hoop voor het koninkrijk van God. Ook vermeldt hij het
onderzoek van Pilatus en hoe de hoofdofficier van de soldaten er zeker van wilde zijn dat de
Heer stierf aan het kruis. En hij identificeerde de twee Maria’s als Maria Magdalena en Maria
(de moeder van Joses). En toen de sabbat voorbijgegaan was, hadden de Maria’s specerijen
gekocht en gingen naar Hem toe om Hem te balsemen.
Het Evangelie van Lukas (Lukas 23:50-etc.)
Naast het bovenstaande wordt Jozef door Lukas beschreven als een goed en rechtvaardig man,
omdat hij het niet eens was met hun mening en hun daad. Ook noemt hij vrouwen zonder hun
namen te specificeren en was hij mogelijk tevreden dat hij hen eerder heeft genoemd (Lukas
8:2, 3).
Het Evangelie van Johannes (Johannes 19:38-etc.)
Johannes voegt aan het bovenstaande toe dat Jozef dit in het geheim deed uit vrees voor de
Joden. Hij vermeldt ook de komst van Nicodemus met Jozef naar het graf. En omdat hij
(Johannes) de enige is die Nicodemus heeft genoemd (Johannes 3), gaf hij hier bevestiging van
zijn persoonlijkheid en verklaarde hij dat Nicodemus met ongeveer honderd pond aan
specerijen kwam. Hij vermeldt dat het de gewoonte is van de Joden om te begraven.
Hij voegt ook toe dat de plaats, waar de Heer werd gekruisigd, een tuin was en dat er een nieuw
graf in was waarin nog nooit iemand was gelegd.
De eerste Adam zondigde in een tuin. De laatste Adam begon Zijn redding in een boomgaard…
Jozef wilde een graf om zijn dode te begraven, dus werd het een tuin om de opstanding en het
leven te verkondigen. We merken op dat Christus geboren werd uit een maagd, wier ingewanden
niemand hebben gedragen vóór Hem. En Hij reed op een ezel die nooit eerder was bereden door
iemand. Bovendien werd Hij begraven in een graf waarin nog nooit eerder iemand begraven
was vóór Hem… De kerktraditie zegt dat Nicodemus lof bracht met de lofzang “Heilige God,
Heilige Sterke, Heilige Onsterfelijke”, die de kerk van hem overnam terwijl hij het Lichaam
van Christus omhulde.” (Hegoumen Antonius Fikri).
Aartsdiaken Panop Abduh zegt ook over de Nieuwe tuin:
Dan zegt Johannes: “en op de plaats waar Hij gekruisigd was.”
“Nu was er op de plaats waar Hij gekruisigd was een tuin. En in de tuin was een nieuw graf
waar nog nooit iemand in was neergelegd.” Maar de tuin behoorde toe aan Jozef van Arimathea”
en de Goddelijke Economie1 vereiste dat de begrafenis daarin zou plaatsvinden. Dit was omdat
Adam de eerste zonde beging, die de mensheid vernietigde, in een tuin; namelijk in de Hof van
Eden. En Adam II moest Zijn redding beginnen en hem leven geven in een tuin om de
volmaaktheid van de Economie te zijn, zoals haar begin (Aartsdiaken Panop Abduh).
Het wordt verteld in de Joodse Talmoed:
Toen Gamaliël de Grote werd begraven, maakten ze een vuur van wierook en parfums met een
gewicht van 80 pond (ongeveer 24 kilogram). Toen ze Onkelos – een van de rabbijnen –vroegen
naar de reden voor deze overvloed, antwoordde hij: “Is Gamaliël niet beter dan honderd
koningen (zoals Asa)?”
Het is duidelijk hoeveel vriendelijkheid Nicodemus droeg, wat een stille uitdrukking is van zijn
eerbied en liefde voor de Heer Jezus (Hegoumen Athanasius Al-Maqari).