Table of Contents

Lezingen

  • Vespers:  Psalm 46:11 & Markus 11:22 – 26
  • Metten: Psalm 100:2 – 3 & Lukas 17:3 – 10

Liturgie

  • Paulinische brieven: 2 Korinthe 11:16 – 28
  • Katholieke brieven: 2 Petrus 1:1 – 11
  • Praxis: Handelingen 21:15 – 26
  • Psalm & Evangelie: Psalm 2:11, 10 & Mattheüs 6:1 – 18

Introductie

“Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd” (1 Johannes 3: 1)

 

“Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!” (Romeinen 8: 15)

 

O God, die onze zaken bestiert in wijsheid, meer dan wat wij kunnen bevatten. Wat is deze niveau van medeleven! Hoe groot is de zorg van Uw Vaderschap. En hoe diep is Uw goedheid!

– Gebed van dankzegging gericht aan de Vader gedurende/na Communie tijdens de liturgie van St. Cyrillus

 

O, wat een buitengewone liefdadigheid! Welke onvergelijkbare liefde is alleen aan Hem te danken. Hij schenkt ons Zijn eigen glorie. Hij verheft slaven tot de waardigheid van vrije mensen. Hij staat ons toe God onze Vader te noemen, omdat we zijn verhoogd werden tot de titel van kinderen.

– St. Cyrillus van Alexandrië, uit het blad van St. Markus, editie januari 1994.

Uitleg van de lezingen

De lezingen van de Grote Vasten beginnen met de belangrijkste openbaring die God over Zichzelf verklaart – iets wat de heilige kerk benadrukt en centraal stelt – namelijk het vaderschap van God de Vader. Het vaderschap van God is de grond van Zijn goddelijk plan voor onze redding als mensheid en de hoeksteen van onze dagelijkse relatie met Hem. Het is ook de onderliggende begeerte van onze aanbidding, ons vasten en onze gebeden, en de titel en de reden van onze dienst. Elke aanbidding die aan God wordt gebracht zonder het besef van Zijn vaderschap of zonder de geest van zoonschap is zonder waarde. Het laat iemand leven in een valse trots met onoprechtheid in gebed. Het zorgt er ook voor dat iemand zichzelf beter dan anderen acht en leidt tot een zelfrechtvaardiging die destructief is. Want wij aanbidden God niet vanuit onze eigen kracht, maar uit de behoefte van Zijn liefde, Zijn vergeving en Zijn goddelijke gerechtigheid.

 

Zo richten de lezingen van vandaag zich op het goddelijk vaderschap voor de mensheid. De Psalm van de Vespers begint met het spreken over de verhevenheid van God, de onwetendheid van de mensheid en hoe de mens gelooft dat hij, of zijn gedachten, superieur zijn aan anderen: “Geef het op en weet dat Ik God ben; Ik zal geroemd worden onder de heidenvolken, Ik zal geroemd worden op de aarde” (Psalm 46:11). God is niet verheven en verhoogd boven onze werkelijkheid, onze pijn of onze nood, maar boven onze zwakheden en onze eigen gedachten. Zijn liefde is groter dan onze zwakheden en de heilseconomie van Zijn liefde overstijgt ons beperkte begrip. Zijn goddelijke liefde gaat de onwetendheid van de gehele mensheid te boven.

Het Evangelie van de Vespers toont de waarde van het geloof van Gods kinderen en de kracht en effectiviteit van hun gebeden, die ook bergen kunnen verzetten. De lezing laat evenwel zien dat het noodzakelijk is dat Gods kinderen hun broeders kunnen vergeven. We zijn werkelijk Gods kinderen wanneer we genieten van Zijn vaderschap en vasthouden aan de broederlijke liefde: “Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt. … En wanneer u staat te bidden, vergeef als u tegen iemand iets hebt, opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeeft” (Markus 11:23, 25).

 

De Psalm van Metten maakt hetgeen duidelijk wat de kinderen van God onderscheidt van de arbeiders of slaven. Namelijk, aanbidding met vreugde en blijdschap en niet vanwege een specifiek doel of uit verlangen naar bepaalde gaven, of uit angst voor straf, maar uit liefde voor de Vader en Zijn zorg en ons verwantschap met Hem: “Dien de HEERE met blijdschap, kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang. … Híj heeft ons gemaakt – en niet wij – Zijn volk en de schapen van Zijn weide” (Psalm 100: 2, 3). Vervolgens bevestigt het Evangelie van Metten dezelfde boodschap als die van de Vesperlezing, namelijk dat onze ware zoonschap tot de Vader geopenbaard (of gekenmerkt) wordt door de vergeving van onze broeders, een ruimend wordend hart (d.w.z. toenemende liefde voor anderen) en geloof in het onmogelijke: “Als nu uw broeder tegen u zondigt, bestraf hem. En als hij tot inkeer komt, vergeef hem. En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal per dag naar u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, dan zult u hem vergeven. … En de Heere zei: Als u een geloof had als een mosterdzaadje, zou u tegen deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen” (Lukas 17: 3 – 4, 6). Evengoed wijst de Heere elke gedachte af van aanspraak (entitlement in het Engels) op het vaderschap van God. Onze daden zijn slechts een natuurlijke reactie op Zijn vaderschap en Zijn liefde, welke wij niet verdienen: “Zo moet ook u, wanneer u gedaan hebt al wat u opgedragen is, zeggen: Wij zijn onnutte dienaren, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen” (Lukas 17: 10).

 

De Paulinische brief laat zien hoe de kerk het vaderschap van God de Vader openbaart door de zorg van het vaderschap binnen de kerk. Dit is compleet anders dan de heerschappij van de wereld, en daarom vat de apostel de heerschappij van de wereld samen in weinig woorden: “Want u verdraagt het, als iemand u tot slaven maakt, als iemand u verslindt, als iemand het uwe afneemt, als iemand zich boven u verheft, als iemand u in het gezicht slaat” (2 Korinthe 11: 20). Echter, vaderschap in de kerk is (onder andere) het verdragen van pijn en beproevingen, het waken in de nacht, tranen en verluchtiging, voortdurend gebed, zorg voor iedereen, en vreugde om hen die ver weg waren en zijn teruggekeerd: “Zijn zíj dienaars van Christus? – ik spreek als een waanzinnige – ik sta boven hen; in ingespannen arbeid veel vaker, in slagen bovenmate, … in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid. Afgezien van wat van buitenaf komt, overvalt mij dagelijks de zorg voor alle gemeenten” (2 Korinthe 11: 23, 27 – 28).

 

De katholieke brief, op zijn beurt, vertelt ons over de gaven van de Vader aan Zijn kinderen en de verantwoordelijkheden van de kinderen tegenover hun Vader. Zijn gaven aan ons zijn buitengewoon en er is geen menselijke woord (oftewel verstand) die het kan bevatten: “Immers, Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort, door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en Zijn deugd. Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur” (2 Petrus 1:3 – 4). Tegelijkertijd zoekt God de inspanning en ijver van Zijn kinderen: “En daarom moet u zich er met alle inzet op toeleggen om aan uw geloof deugd toe te voegen, aan de deugd kennis, aan de kennis zelfbeheersing, aan de zelfbeheersing volharding, aan de volharding godsvrucht, aan de godsvrucht broederliefde en aan de broederliefde liefde voor iedereen” (2 Petrus 1: 5 – 7).

 

De Praxis verkondigt de belangrijkste boodschap van het Nieuwe Testament, namelijk dat het vaderschap van God (ook) voor de heidenen is. Dit werd geopenbaard door de redding van Christus – aan Wie zij alle glorie en eer – en werd (of is) het onderwerp van de prediking van de kerk: “En nadat hij hen gegroet had, verhaalde hij tot in bijzonderheden wat God door zijn bediening onder de heidenen gedaan had. En toen zij dat gehoord hadden, prezen zij de Heere. … Maar wat de heidenen betreft die geloven, hebben wij geschreven en goedgevonden dat zij niets dergelijks in acht hoeven te nemen, behalve dat zij zich moeten wachten voor afgodenoffers, voor bloed, voor het verstikte en voor ontucht” (Handelingen 21: 19 – 20, 25).

 

De Psalm van de Liturgie toont de vreze des Heeren in het leven van Gods kinderen en het gezag van de Vader over de mensen. Net zoals de Psalm van Metten aanbidding in vreugde laat zien, vult de Psalm van de Liturgie dit aan door aanbidding in eerbied en vreze te tonen: “Dien de HEERE met vreze, en verheug u met huiver. Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde” (Psalm 2: 11, 10).

Het Evangelie van de Liturgie eindigt met de vleesgeworden Woord die het vaderschap van God de Vader verkondigt tijdens de Bergrede. In deze lezing wordt het woord ‘Vader’ tien keer genoemd om het goddelijk Vaderschap voor ons te bevestigen. Dit is de essentie van aanbidding, het hoogtepunt van onze relatie met Hem, de vreugde en het verlangen van ons zoonschap in Hem en de onthulling van de kerk: “Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden. … Bidt u dan zo: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. … zodat het door de mensen niet gezien wordt als u vast, maar door uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden” (Mattheüs 6: 6, 9, 18). Hieruit blijkt dat de kenmerken van aanbidding in zoonschap en vaderschap zich uiten in het geven van aalmoezen in het verborgene, bidden in de geest en vasten met vreugde.

Samenvatting van de lezingen

Het vaderschap van God de Vader is verheven en gaat alle onwetendheid en wreedheid van de mensheid te boven (Psalm Vespers). Bovendien geeft de Vader Zijn kinderen de kracht van geloof die bergen kan verzetten, mits zij zonder twijfel op Hem vertrouwen en hun harten gevuld zijn met vergeving (Evangelie van Vespers & Metten). De aanbidding van Gods kinderen is een aanbidding met vreugde en blijdschap, maar ook met eerbied en vreze (Psalm Metten & Liturgie). Het vaderschap van God de Vader wordt geopenbaard in de arbeid, ijver, inspanningen, waakzaamheid en zorg van de (vaders van de) kerk (Paulinische brief). De gaven van de Vader zijn buitengewoon en maken ons deelgenoten aan Zijn goddelijke natuur (Katholieke brief). Zijn vaderschap omarmt iedereen, zowel Joden als heidenen (Praxis). Aalmoezen geven in het verborgene, bidden in de geest en vasten met vreugde zijn de kenmerken van aanbidding in zoonschap.