Table of Contents

Lezingen

  • Vespers:  Psalm 86:2 – 4  & Mattheüs 11:25 – 30
  • Metten: Psalm 113:3 & Lukas 24:1 – 12

Liturgie

  • Paulinische brieven: 2 Thessalonicenzen 1:1 – 12
  • Katholieke brieven: 1 Petrus 4:3 – 11
  • Praxis: Handelingen 5:30 – 42
  • Psalm & Evangelie: Psalm 86:15 – 16 & Lukas 24:1 – 12

Introductie

“Regel uw werk buiten en maak het op de akker voor u gereed, en bouw daarna uw huis.” (Spreuken 24:27). 

[Zalig is de man, die zijn leven verlaat, en de bezigheden ervan die vol vermoeidheden zijn, die de ziel doden. En zijn kruis dag na dag draagt, en zijn verstand en hart gericht houdt, op de Naam van de verlossing, van onze Heer Jezus Christus.] (Vrijdag Psali). 

[Zalig is hij die het gesprek van de wereld heeft vergeten door zijn gesprek met U; want in U worden al zijn behoeften vervuld. U bent zijn voedsel en zijn drank…! De Geest van Uw Zoon hebt U in zijn hart gegeven; die Geest door wie hij het voorrecht heeft gekregen om van U alles te vragen wat U toebehoort, net zoals een zoon dat aan zijn vader vraagt! Zijn gesprek is constant met U; want hij kent geen andere Vader dan U!] (Spiritual Sheikh – Uitleg van het Boek Jesaja, Hoofdstuk 55 – Vader Tadros Ya’qoob Malati).

Opmerkingen over de lezingen van de dag

Het Evangelie van Vespers (Matt. 11:25 – 30) is hetzelfde als het Evangelie van Vespers op 24 Hathor (herdenking van de Vierentwintig Priesters), en op 10 Pashons (herdenking van de Drie Knapen, de heiligen).

De lezing van deze dag duidt op de verlichting van Gods kinderen door de Geest en hun navolging van Christus, aan wie alle eer toekomt. Christus Zelf draagt de last van hun zorgen, terwijl zij Zijn juk dragen. Op 24 Hathor benadrukt deze lezing de kern van het priesterschap: het onthullen van het mysterie van de Drie-eenheid (vers 27), het troosten van hen die in Christus zwoegen (vers 28), en het dragen van het priesterlijke juk in zachtmoedigheid en nederigheid van hart (verzen 29, 30). Op 10 Pashons wordt het gelezen als een openbaring van de hemelse wijsheid aan jonge kinderen, in plaats van aan de wijzen en verstandigen van de wereld; een wijsheid die door de drie knapen werd onthuld, maar niet door de wijzen van Babylon.

De Katholieke brief van deze dag (1 Pet. 4:3 – 11) lijkt op die van 25 Hathor, 13 Paremhotep, en 23 Paramoute (1 Pet. 4: 1 – 11).

Voor de derde zondag van Hathor wijst deze lezing op het wandelen in de Geest; het thema van de lezingen.

De eerste twee verzen (1 en 2) spreken beide over het gewapend zijn met het lijden van Christus, aan wie alle eer toekomt. Deze lezing wordt daarom gelezen op de dagen waarin martelaren herdacht worden die bekend stonden om hun volharding in het lijden en hun militaire functies. Het is alsof het lijden van Christus, aan wie alle eer toekomt, hun wapens waren—zoals die van Abou Seifain (25 Hathor), Sint Joris (23 Parmoute), en de Veertig Martelaren van de stad Sebaste (13 Paremhotep).

De Praxislezing van deze dag (Handelingen 5:30 -42) is vergelijkbaar met die (Handelingen 5:34 – 42) van 29 Mesore (martelaarschap van Athanasius de Bisschop).

De Lezing van deze dag focust op de gave van de Heilige Geest aan hen die God gehoorzamen. Op 29 Mesore focust de lezing op het lijden van de predikende priesters. 

Het Evangelie van de Liturgie (Luk. 14:25 – 35) is hetzelfde als die van de Liturgie op 19 Tout (de derde dag van het Feest van het Kruis), en die van de Liturgie van 3 Mesore (heengaan van de heilige Simon Stylites).

De eerste lezing gaat over het berekenen van de kosten en over discipelschap: dit is het thema van de lezingen voor de maand Hathor – specifiek voor de derde zondag. Die op 19 Tout spreekt over het dragen van het kruis. Dan gaat die van 3 Mesore, via de Vesper- en Liturgiepsalmen en -evangeliën, over de toren en de rots. Dit is gerelateerd aan de biografie van de heilige Simon Stylites (Synaxarium van 3 Mesore).

Uitleg van de lezingen

Deze zondag gaat over de begeleiding van de Geest en Zijn verlichting, gegeven aan hen die God liefhebben. Want nadat de mens op de eerste zondag heeft gedronken van en verzadigd is met het water van de Heilige Geest, en op de tweede zondag vruchtvol voor het leven is geworden door de Geest, wordt hij vervolgens volledig geleid door de Geest van God voor de rest van zijn leven; hierdoor komt hij ook tot het kennen van de mysteries van God, die nooit begrepen zullen worden door het denken van de wereld of door hen die erin leven.

Om te beginnen onthullen de Psalmen de begeleiding van de Geest: door continue vertrouwen in Hem (Vespers Psalm), constante lofprijzing (Metten Psalm), en het getuigen van verlossing (Liturgie Psalm).

De Vespers Psalm begint met het mysterie van de genade die het leven van de christen overschaduwt: dat wil zeggen, vertrouwen op God en voortdurende behoefte aan Hem te allen tijde:

“Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw gunsteling; U, mijn God, verlos Uw dienaar, die op U vertrouwt. Wees mij genadig, Heere, want ik roep tot U de hele dag.” (Ps. 86:2-3)

De Metten Psalm vertelt dan over hen die God hun hele leven lang lofprijzen: want het ondergaan van de zon staat symbool voor het einde der tijden:

“Vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zij de Naam van de HEERE geprezen.” (Ps. 113:3)

De Liturgie Psalm vraagt daarom eer en verlossing uit Zijn overvloedige goedertierenheid:

“Maar U, Heere, bent… geduldig en rijk aan goedertierenheid…” (Ps. 86:15)

 

Het Evangelie van Vespers begint met de goddelijke openbaring en de vrije verlichting die aan de kinderen van het Nieuwe Testament wordt gegeven; die nooit gekend zullen worden door het verstand van de wereld of haar filosofieën.

“’Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard… Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.’” (Matt. 11:25, 27)

De Liturgielezingen onthullen de kenmerken van hen die door de Geest geleid worden (Paulinische brief), hun waakzaamheid in gebed (Katholieke brief), en Gods hulp en steun voor hen (Praxis).

De Paulinische brief toont de kenmerken van hen die door de Geest van God worden geleid: 

“omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen tot elkaar steeds toeneemt… en in de verdrukkingen die u verdraagt.” (2 Thess. 1:3, 4) De apostel bidt ook voor de Thessalonicenzen, opdat zij de volmaaktheid mogen bereiken in de openbaring en het begrip van Gods bedoelingen: 

“Daarom bidden wij ook altijd voor u dat onze God u de roeping waard acht en Hij al het welbehagen van Zijn goedheid en het werk van het geloof met kracht volbrengt.” (2 Thess. 1:11)

Ook laat de Katholieke brief zien dat de rijkdom behoort tot degenen die naar de geest leven en niet naar het vlees: 

“maar ook zouden leven naar God in de geest… wees daarom bezonnen en nuchter in de gebeden. Maar heb voor alles vurige liefde voor elkaar… Wees gastvrij voor elkaar, zonder morren. Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God.”  (1 Pet. 4:6-10)

De Praxis legt echter het verschil uit tussen de dienaren van de Geest en degenen die het volk misleiden; en dat de gave van de Geest verbonden is met gehoorzaamheid aan Hem, nooit ophoudt met het roepen en prediken van de naam van Christus, en niet gestopt kan worden door enige weerstand, wat die ook moge zijn:

“‘En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.’… want als dit voornemen of dit werk van mensen afkomstig is, dan zal het afgebroken worden, maar als het van God afkomstig is, kunt u dat niet afbreken… Zij dan gingen weg uit de tegenwoordigheid van de Raad en waren verblijd dat zij waardig geacht waren, omwille van Zijn Naam schandelijk behandeld te worden. En zij hielden niet op iedere dag in de tempel en bij de huizen onderwijs te geven en Jezus Christus te verkondigen.” (Hand. 5:32,38-39,41-42)

Daarom maakt het Evangelie van de Liturgie een vergelijking tussen degenen die volmaakt door de Geest worden geleid, en anderen die halverwege zijn gestopt; degenen wiens liefde voor God alle menselijke liefde overtrof, en die zelfs met vreugde het dragen van het kruis hebben ontvangen, en anderen die het als een groot verlies beschouwden om enig materieel, werelds of emotioneel verlies te lijden:

“’Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn eigen vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn. En wie zijn kruis niet draagt en achter Mij aan komt, kan geen discipel van Mij zijn… Zo kan dan ieder van u die niet alles wat hij heeft, achterlaat, geen discipel van Mij zijn.’” (Luk. 14:26-27, 33)

Evenzo waarschuwt Hij ons dat het zout ons leven en onze gehoorzaamheid niet zou bederven:

“’Het zout is goed, maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het smakelijk gemaakt worden?’”  (Luk. 14:34)

Samenvatting van de lezingen

Zo toont de christen dat hij door de Geest van God wordt geleid door de mate van zijn vertrouwen in Hem, zijn lofprijzing, en de behoefte aan verlossing (Vesper, Metten- en Liturgiepsalmen).

Door de Geest ontvangt hij de mysteries van de hemel (Metten Evangelie), voor zijn liefde voor God die alle menselijke liefde overtreft (Liturgie Evangelie).

Ook onthult de kerk die wordt geleid door de Geest van God zichzelf door de vurige liefde van haar leden voor elkaar, door de groei van hun geloof, en door hun waakzaamheid (Paulinische brief en Katholieke brief).

En ook door haar getuigenis; hetgeen niet verhinderd kan worden door het brullen van de wereld (Praxis).