Table of Contents
Lezingen
- Vespers: Psalm 144:5, 7 & Lukas 7:36 – 50
- Metten: Psalm 72:6, 7 & Lukas 11:20 – 28
Liturgie
- Paulinische brief: Romeinen 3:1 – 4:3
- Katholieke brief: 1 Johannes 1:1 – 2:2
- Praxis: Handelingen 7:30 – 34
- Psalm & Evangelie: Psalm 45:10, 11 & Lukas 1:26 – 38
Introductie
“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.” (Jesaja 9:5–6)
‘Wie is er naar de hemel opgestegen en vandaar neergedaald? Wie heeft de wind in Zijn handen verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers?” (Spreuken 30:4)
“… die Zijn Ware Licht heeft gezonden, Zijn Eniggeboren Zoon Jezus Christus, het Eeuwige Woord. Hij die altijd in de Vaderlijke boezem is, is gekomen en verbleef in de onbevlekte maagdelijke, schoot . Zij heeft Hem gebaard, terwijl ze Maagd was, en haar maagdelijkheid bleef verzegeld.” – Gebed van de breking
[Vanwege de afgoderij was onze natuur als stenen verhard, verkild door de koude, machteloze heidenwereld. Maar “de zon van de gerechtigheid” is opgegaan. (Maleachi 4:2) En voor zo’n ijzige winter is de komst van de lente werkelijkheid geworden. De warme zuidenwind heeft de sporen van de kou uitgewist. De stralende zonnestralen hebben de hele aarde verwarmd. Zo kan de mensheid, die door de kou verhard was als steen, nu bedekt worden door de warmte van de Heilige Geest: de straal van het Woord van God. En zo wordt hij weer als water dat opborrelt tot in het eeuwige leven (Johannes 4:14):
“Die de rots in een waterpoel veranderde, de rotssteen in een waterbron.” (Psalm 114:8)
(Heilige Gregorius van Nyssa – Commentaar op Johannes 4 – Priester Tadros Ya’qoob Malati)
Opmerkingen over de lezingen van de dag
Het Vesper-evangelie van deze dag (Lukas 7:36–50) is hetzelfde als dat van de Liturgie van de vierde zondag van de maand Toet, en ook van de Vesper van het feest van de Verkondiging.
Voor deze dag (en die van het feest van de Verkondiging) verkondigt deze lezing verlossing en vergeving voor zondaars:
“Uw zonden zijn u vergeven … Uw geloof heeft u behouden”
Maar in de maand Toet wijst zij op de volmaakte bekering van de Vrouw, en de liefde van de Vader voor de zwakke mensheid, geopenbaard door de Zoon in de incarnatie.
De lezingen van het feest van de Verkondiging komen overeen met die van de tweede zondag van de maand Kiahk (de aankondiging van de aartsengel aan de heilige Theotokos) – in alles – behalve drie kleine verschillen in de lezingen van de Paulinische Brief, de Katholieke Brief en de Praxis. Deze zijn de lezingen over de incarnatie van het Woord. Daarom komen ze voor het feest van de Verkondiging en voor de tweede zondag van de maand Kiahk.
Voor de tweede zondag van Kiahk komt de Paulinische Lezing uit Romeinen 3:1 – 4:1–3; maar voor het feest van de Aankondiging wordt er gelezen uit Romeinen 3:1–31, waar Sint Paulus het hele derde hoofdstuk neemt, om de onmacht van de Wet te tonen om de verdorven mensennatuur te herstellen, en de nood aan goddelijke gerechtigheid voor de vernieuwing van de menselijke natuur door de incarnatie van het Woord.
Voor dezelfde zondag komt de Katholieke Brief uit 1 Johannes 1:1 – 2:1–2. Maar voor het feest van de Aankondiging worden er vier verzen extra toegevoegd (1 Johannes 1:1 – 2:1–6).
Het toegevoegde deel voor het feest van de Aankondiging spreekt over de volmaaktheid van Zijn liefde in ons (net zoals bij de heilige Theotokos). Er wordt tweemaal herhaald “hierdoor weten wij”, om de duidelijkheid van de zaken te bevestigen en het beeld van de nieuwe Mens te tonen die wij hebben aangedaan door het geïncarneerde Woord dat geboren werd uit de Theotokos.
Wat de Praxis betreft, voor de tweede zondag van Kiahk lezen we uit Handelingen 7:30–34; maar voor het feest van de Aankondiging is dat hetzelfde hoofdstuk met zeven verzen extra: Handelingen 7:23–34.
Het extra deel voor het feest van de Aankondiging spreekt over de eerste veertig jaar van Mozes’ leven, zijn onwetendheid over Gods heilsplan, en zijn behoefte aan nog eens veertig jaar om overtuigd te raken van Gods plan tot verlossing en van het mysterie en de diepte van Zijn raadsbesluit. Daarom wordt, in het gedeelte uit de Praxis van het feest van de Aankondiging, herhaaldelijk gesproken over “Toen hij de leeftijd van veertig jaar bereikt had… Toen er veertig jaar verstreken waren.” Alsof dat deel is toegevoegd om de volmaaktheid van Zijn goddelijk raadsbesluit en plan tot bevrijding van de mensheid te benadrukken.
De Katholieke Brief van deze dag (1 Johannes 1:1 – 2:1–2) is vergelijkbaar met die van (1 Johannes 1:1 – 2:1–6) op de dagen: Toebah 4, Baramhat 29 en El-Nasie 1.
Deze brief is van Johannes, waarin hij begint met zijn getuigenis. Daarom wordt hij gelezen ter gelegenheid van zijn eigen gedachtenis (Toebah 4), en die van zijn discipel (El-Nasie 1), en ook bij het gedenken van Gods verschijning in het vlees, waarvan hij ooggetuige is geweest (feest van de Aankondiging, 29 Baramhat). Toch lezen we hem ook op de tweede zondag van Kiahk om de lichamelijke goddelijke verschijning van de Zoon van God te beklemtonen:
“Het leven is geopenbaard…”
De Praxis-lezing van de dag (Handelingen 7:30–34) lijkt op die van (Handelingen 7:20–34) op 28 Misra en 24 Bashans. Ook stemt zij overeen met (Handelingen 7:23–34) op 29 Baramhat, en met (Handelingen 7:30–37) op 30 Misra (de gedachtenis van de profeet Maleachi).
Hierin wordt verteld over een van de tekenen van de incarnatie: de verschijning van de Heer in de brandende braamstruik. Daarom wordt zij gelezen op het feest van de Aankondiging (29 Baramhat) én op de tweede zondag van Kiahk. Ook spreekt zij over de zending naar Egypte; vandaar dat ze ook komt op het feest van de intocht van de Heer in dat land (24 Bashans), en over Gods verklaring dat Hij de God van Abraham, Isaak en Jakob is; vandaar dat ze ook leest op hun gedachtenis (28 Misra) – en als teken van de verwerping van de profeten door de Israëlieten (30 Misra).
Uitleg van de lezingen
Psalmen
De psalmen beginnen met de roep van de mensheid (Vesper), dan volgt het hemelse antwoord (Ochtend), en vervolgens verschijnt de maagd (Liturgie).
Zo laten de psalmen ons de treden van het mysterie en de goddelijke voorzienigheid zien.
Nu begint de Vesperpsalm, waarin gesproken wordt over onze behoefte – als mensen – aan Zijn glorieuze incarnatie, en over de roep van de mensheid om Gods tussenkomst en Zijn nederdaling van omhoog naar onze landen:
“Buig Uw hemel, HEERE, en daal neer, raak de bergen aan, zodat zij roken … Steek Uw handen uit van omhoog,” (Psalm 144:5,7)
Ondertussen brengt de Ochtendpsalm het antwoord op de roep van de Vesperpsalm, terwijl tegelijkertijd de manier van Zijn nederdaling tot ons en de impact daarvan op de hele aarde wordt uiteengezet:
“Hij zal neerdalen als regen op het gemaaide veld, als regendruppels die de aarde bevochtigen. In Zijn dagen zal de rechtvaardige tot bloei komen; er zal grote vrede zijn, …” (Psalm 72:6-7)
Dan volgt de Liturgiepsalm, die laat zien hoe de mensheid Zijn genade ontvangt, in de persoon van onze moeder de maagd Maria, de Theotokos – en de kerk van het Nieuwe Testament; evenals elke menselijke ziel die deze wonderlijke goddelijke liefde ontvangt:
“Luister, dochter, en zie, en neig uw oor: vergeet uw volk en het huis van uw vader. Dan zal de Koning verlangen naar uw schoonheid; omdat Hij uw Heere is, …” (Psalm 45:11-12)
Liturgie Lezingen
Nu presenteren de drie brieven de goddelijke gerechtigheid (Paulinische brieven), gemeenschap met de Heilige Drie-eenheid (Katholikon), en bevrijding van slavernij (Praxis). Ze openbaren wat de goddelijke manifestatie heeft geschonken aan de dorstige mensheid, zowel Joden als heidenen; en dat al deze gaven werden gegeven nadat de mensheid eerst was voorbereid om ze te ontvangen: ofwel door de Wet, die de Jood veroordeelde wegens het onvermogen in gerechtigheid te wandelen, of door het afglijden van de heidenen in corruptie, bloedvergieten, gebrokenheid en brutaliteit.
De Paulinische brieven toont een van de kostbare gaven van de manifestatie van de Zoon van God in het vlees; namelijk ‘Zijn goddelijke gerechtigheid’. Want Paulus verklaart dat de hele wereld onder veroordeling en goddelijke vergelding is gebracht: zowel de Joden, die door de Wet niet gerechtvaardigd konden worden:
“Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.” (Romeinen 3:20) Alsook de heidenen, die vervielen in de zwaarste ongerechtigheden. Dat wil zeggen, de hele wereld wandelde in slechtheid:
“Wat dan wel? Zijn wij voortreffelijker? Beslist niet! Wij hebben immers zojuist én Joden én Grieken beschuldigd dat zij allen onder de zonde zijn, zoals geschreven staat: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één, er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.” (Romeinen 3:9-12)
Daarom is de Zoon van God gekomen, opdat Zijn goddelijke gerechtigheid geopenbaard zou worden voor allen:
“Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd… in Zijn verdraagzaamheid had God de zonden die eerder hadden plaatsgevonden, voorbijgegaan, om Zijn gerechtigheid te tonen in deze tegenwoordige tijd, zodat Hij rechtvaardig is en rechtvaardigt wie uit het geloof in Jezus is.” (Romeinen 3:21-24)
De Katholieke brief openbaart echter een andere kostbare gave van de goddelijke manifestatie; namelijk:
“Het leven is geopenbaard en wij hebben het gezien, en wij getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is.” (1 Johannes 1:2)
Dat eeuwige leven, dat ons is gegeven door de incarnatie van de Zoon van God, is gemeenschap met de Drie-eenheid. Het goddelijke licht stroomt over onze menselijke natuur, die voortdurend wordt gereinigd van zonde door de tussenkomst van Zijn kostbare bloed en de oprechte belijdenis van onze zonden; opdat wij dit mogen ontvangen en in volle vreugde mogen leven:
“Onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap volkomen zal zijn… Als wij onze zonden belijden, is Hij trouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.” (1 Johannes 1:3-9)
Daarom besluit de Praxis met de openbaring van de gave van redding voor de mensheid, die in het Oude Testament een grote schaduw en teken had door de manifestatie van God aan Mozes in de brandende braamstruik, om hem te informeren dat Hij hen Zelf zou verlossen en met Zijn goddelijke kracht aanwezig zou zijn te midden van Zijn volk:
“Ik heb de mishandeling van Mijn volk, dat in Egypte is, heel goed gezien, en Ik heb hun zuchten gehoord en ben neergedaald om hen daaruit te verlossen; …” (Handelingen 7:34)
Evangeliën
De Evangeliën laten duidelijk de gaven van het geïncarneerde Woord zien: vergeving en vrede (Vespers), overwinning op de duivel (Ochtend), en de schenking van de Drie-eenheid door de incarnatie (Liturgie).
Het Vespers-evangelie begint met het onthullen van de gaven van de incarnatie voor de mens van het Nieuwe Testament: vergeving, bevrijding en goddelijke vrede:
“Uw zonden zijn u vergeven… Uw geloof heeft u behouden. Ga in vrede.” (Lukas 7:48,50)
Maar het ochtend-evangelie onthult het doel van het mysterie van de incarnatie: de bevrijding van de mensheid van de macht van de duivel:
“Wanneer een sterke gewapende man zijn woning bewaakt, is alles wat hij heeft veilig. Maar als iemand die sterker is dan hij, op hem afkomt en hem overwint, neemt hij hem zijn hele wapenrusting, waarop hij vertrouwde, af en verdeelt zijn buit.” (Lukas 11:21-22)
Daarna laat het liturgie-evangelie de schenking van de Drie-eenheid zien voor dit grote mysterie! Want hoewel de incarnatie eigen is aan de Hypostase van de Zoon, heeft Hij dit niet op eigen wil gedaan. Zoals in al het andere werk, manifesteert God de Drie-eenheid zich altijd in alles wat betrekking heeft op elke Hypostase:
“… De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden.” (Lukas 1:35)
Wanneer iemand zich afvraagt hoe het mogelijk is dat een maagd een kind baart, geeft Johannes Chrysostomus een prachtige vergelijking. Hij vergelijkt de Hof van Eden, waar planten en bomen zonder menselijke tussenkomst groeiden, met onze moeder de Maagd Maria – de Heilige Theotokos – uit wie het geïncarneerde Woord voortkwam zonder menselijke tussenkomst.
[Daarom noemt hij haar “Eden” of “het maagdelijke depot”. Want de eerste maagd, “het land van de Hof”, was een voorafbeelding van de latere Maagd. Zoals voor ons het eerste land de Hof van Eden voortbracht zonder zaden, zo heeft de Maagd Christus voortgebracht zonder menselijk zaad. En als iemand vraagt hoe het mogelijk is dat een maagd een kind baart, zouden wij antwoorden: hoe komt het dat onbewerkte grond wonderlijke planten voortbrengt? Want in het Hebreeuws betekent het woord “Eden” “de maagdelijke grond”.]
(Uit het boek “De Theotokos Maagd Maria Volgens de Gedachte van de Vaders” – P.170 – Behandeld door Priester Benjamin Morgan Bassili).
Samenvatting van de lezingen
In de lezingen van deze dag worden alle zaken rondom de Goddelijke Incarnatie getoond, volgens de gedachte van de kerk:
- De incarnatie van de Zoon van God vond plaats door de schenking van de Drie-eenheid (Liturgie Evangelie).
- Voor de nood van de mensheid (Vesperpsalm).
- En de behoefte van de mens aan goddelijke rechtvaardiging (Paulinische brief).
Het mysterie werd vervuld toen de Zoon van God neerdaalde naar onze aarde in Zijn goddelijke glans, om de hele aarde te besproeien met Zijn vrede en gerechtigheid (Ochtendpsalm).
De menselijke reactie op Zijn goddelijke wapenrusting wordt vertegenwoordigd in onze moeder, de maagd, de Theotokos (Liturgiepsalm en -evangelie).
De gaven van Zijn glorieuze incarnatie zijn:
- Redding, vergeving en vrede (Vespers Evangelie).
- Onze bevrijding van de macht van Satan (Ochtend Evangelie).
- En van slavernij (Praxis).
Zodat wij de gave van gemeenschap met de Drie-eenheid mogen ontvangen, in het licht wandelen en gereinigd worden van zonde (Katholieke brieven).
Meningen van de kerkvaders (kort) over het Evangelie van de Liturgie
1:26-29 Gabriël groet de Maagd Maria
Gabriël, kracht van God
BEDE: Gabriël thans betekent ‘kracht van God.’ Terecht schitterde hij met zo’n naam, aangezien hij door zijn betuiging, getuigenis aflegde van de komende geboorte van God in het vlees. De profeet zei dit in de psalm: “De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd” (Ps. 24:8) – ongetwijfeld de strijd waarin Hij [Christus] gekomen is om te slag te slaan met “de machten in de lucht” (Ef. 2:2), en om de wereld te ontrukken aan hun tirannie. HOMILIES ON THE GOSPELS 1.3.
De altijddurend maagdelijkheid van Maria
JEROME: Heilige Maria, gezegende Maria, moeder en maagd, maagd vóór de bevalling, maagd na de bevalling! Ik op mijn beurt verwonder mij erover hoe een maagd uit een maagd geboren wordt, en hoe de moeder, na de geboorte van een maagd, nog maagd is.
Wil je weten hoe hij uit een maagd is geboren en hoe de moeder na zijn geboorte nog steeds maagd is? “Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren.” (Joh. 20:19, 26) Daar bestaat geen twijfel over. Hij die door de gesloten deuren binnenkwam was niet een geest. Hij was waarlijk een mens met een echte lichaam. Bovendien, wat zegt hij? “Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lk. 24:39) Hij had vlees en botten en de deuren waren gesloten. Hoe komen vlees en botten door gesloten deuren binnen? De deuren zijn gesloten en hij die binnen komt, zien we niet binnenkomen. Vanwaar is hij binnengekomen? Alles is afgesloten. Er is geen plaats van waar hij binnen kan komen. Niettemin hij die binnen is gegaan, is binnen, en hoe hij binnenkwam is niet evident. Je weet niet hoe zijn intrede tot stand kwam en dat kennen wij toe aan de kracht van God. Schrijf dan toe aan de kracht van God, dat hij uit een maagd geboren werd en dat de maagd zelf na de geboorte nog steeds een maagd was. HOMILY 87.
Waarom Maria ondertrouwd moet zijn met Jozef
BEDE: Op de vraag waarom hij niet verwekt en geboren wilde worden uit een eenvoudige maagd, maar uit iemand die met een man verloofd was, hebben meerdere vaders rationele antwoorden gegeven. De beste daarvan is om te voorkomen dat ze veroordeeld zou worden van onreinheid als zij een zoon zou baren terwijl ze geen echtgenoot had. Verder, in de dingen die de zorg van een huis vanzelfsprekend vereist, zou de barende vrouw ondersteund worden door de zorg van een echtgenoot. Daarom moest de gezegende Maria een echtgenoot hebben die zowel een volledig zeker getuige van haar integriteit zou zijn, als ook een volkomen betrouwbare pleegvader voor onze Heer en Verlosser, die uit haar geboren zou worden. Hij was een echtgenoot die, in overeenstemming met de wet, offers naar de tempel zou brengen voor hem toen hij nog een zuigeling was. Hij nam hem, samen met zijn moeder, mee naar Egypte toen er vervolging dreigde. Hij bracht hem terug en voorzag in de vele andere behoeften die voortvloeiden uit de zwakheid van de mensheid die hij (Jezus) had aangenomen. Het kon geen kwaad als sommigen tijdelijk geloofden dat hij de zoon van Jozef was – het zou namelijk duidelijk worden voor alle gelovigen vanuit de prediking van de apostelen na zijn hemelvaart, dat hij (Jezus) uit een maagd was geboren. HOMILIES ON THE GOSPELS 1.3.
De begroeting van de engel aan Maria is uniek
ORIGENES: De engel begroette Maria met een nieuwe titel, die ik nergens in de Schrift kon vinden. Ik moet deze uitdrukking kort uitleggen. De engel zegt: “Wees gegroet, vol van genade.” … Ik kan me niet herinneren dat ik dit woord elders in de Schrift heb gelezen. Een dergelijke uitdrukking, “Wees gegroet, vol van genade”, is niet aan een man gericht. Deze begroeting was voorbehouden aan Maria alleen. HOMILIES ON THE GOSPEL OF LUKE 6.7.
1:30-33 Gabriël verkondigt de bevalling van Jezus en zijn aanduidingen
Jezus is de Zoon van God en zoon van de mens
BEDE: We moeten zorgvuldig letten op de volgorde van de woorden hier, en hoe steviger ze in ons hart zijn gegrift, des te duidelijker zal het zijn dat het totaal van onze verlossing daarin bestaat. Want er wordt met volledige duidelijkheid verkondigd dat de Heer Jezus, dat wil zeggen onze Verlosser, zowel de ware Zoon van God de Vader was als de ware zoon van een moeder die een mens was. “En zie,” zegt hij, “u zult zwanger worden en een Zoon baren” – erken dat deze ware mens de ware materie van vlees heeft aangenomen uit het vlees van de Maagd! “Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden” – belijd ook dat deze zelfde Zoon, de ware God uit de ware God is, de even-eeuwige Zoon van de eeuwige Vader is! HOMILIES ON THE GOSPELS 1.3.
De genealogie van Maria: huis van David en Levi
EFREM DE SYRIËR: Uit wat de engel tegen Maria zei, namelijk: “Elizabet, uw bloedverwante”, kan het worden aangenomen dat Maria uit het huis van Levi kwam. Desalniettemin, werd de profetie tot nu toe binnen het kader van de echtgenoten vastgesteld. De familie van David bleef bestaan tot aan Jozef, die haar ten huwelijk had gevraagd, en de geboorte van haar kind werd in het kader van de mannen, gerekend aan de familie van David. In Christus, is het zaad en de familie van David tot voltooiing gebracht. De Schrift zwijgt over de genealogie (stamboom) van Maria, omdat het de generaties van mannen zijn die worden geteld en gerekend. Als het gebruikelijk was voor de Schrift om het geslachtsregister door de moeders aan te geven, dan zou dat zijn om de familie van Maria op te zoeken. Maar opdat de woorden “Elizabeth, uw bloedverwante” niet zouden aantonen dat Maria ook uit het huis van Levi kwam, merk dan op dat de Evangelist elders over Jozef en Maria heeft gezegd dat “zij beiden van het huis van David waren.” (Luk. 1:27; 2:4) De engel zei niet tegen Maria dat Elizabet haar zuster was, maar “Elizabet, je bloedverwante.” COMMENTARY ON TATIAN’S DIATESSARON 1.25.
Het huis van David en Jakob is de universele kerk
BEDE: De tijd was gekomen – nadat hij de wereld door zijn bloed heeft verlost – dat hij erkend zou worden als koning, niet alleen van het huis van David maar ook van de hele kerk; bovdendien, dat hij de maker en heerser van alle geslachten is. Daarom zei de engel naderhand en terecht: “en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven”, en hij voegde er onmiddellijk aan toe: “en hij zal voor eeuwig in het huis van Jakob regeren.” Het huis van Jakob verwijst nu naar de universele kerk, die door haar geloof in Christus en belijdenis van Hem, behoort tot de erfenis van de aartsvaders – hetzij onder degenen die hun fysieke oorsprong ontleenden aan de stam van de aartsvaders, hetzij onder degenen die voortgebracht zijn uit het vlees van andere landen en die herboren werden in Christus door de geestelijke reiniging. HOMILIES ON THE GOSPELS 1.3.
1:30-33 De bevalling van Jezus en meer aanduidingen van de Messias
De onbevlekte ontvangenis is een goddelijke mysterie
AMBROSIUS: Tenzij je goed oplet, lijkt het hier dat Maria niet heeft geloofd, want het is niet juist dat zij, die uitverkoren was om de eniggeboren Zoon van God te baren, zonder geloof lijkt te zijn geweest. En hoe kan dat zijn? Hoewel het voorrecht van de Moeder, aan wie direct een groter voorrecht wordt toegekend, intact is, hoe kan het dan zo zijn dat Zacharias die niet had geloofd, tot zwijgen werd veroordeeld, maar dat Maria als zij niet had geloofd, zou worden verheven door de inwerking van de Heilige Geest? Echter, met een groter voorrecht moet ook een groter geloof voor haar voorbehouden zijn. Maria moest wel geloven en zich niet zo achteloos usurperen (d.w.z. zonder gezag of het recht iets zich toe-eigenen). Ze moest de engel geloven en zich geen goddelijke dingen toe-eigenen. Ook is het niet gemakkelijk om “het geheimenis te kennen, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God” (Ef. 3:9; Kol. 1:26), dat de hogere machten ook niet konden weten. Niettemin ontkende ze het geloof niet, weigerde zij de plicht niet, maar schikte zij haar wil en beloofde ze gehoorzaamheid. Want waarlijk toen ze zei: “Hoe zal dit zijn?” twijfelde ze niet aan de uitkomst maar zocht zij naar de aard van diezelfde uitkomst. EXPOSITION OF THE GOSPEL OF LUKE 2.14.
De zwevende Geest heiligt de gevallen schepping
EFREM DE SYRIËR: Het was passend dat de Architect van de werken van de schepping, zou komen en het gevallen huis zou oprichten en dat de zwevende Geest de onreine gebouwen zou heiligen. Zodoende, als de Stamvader het oordeel dat zal komen, aan zijn Zoon heeft toevertrouwd, is het duidelijk dat ook door hem, hij de schepping van de mensheid heeft volbracht en het herstel daarvan. Hij was de gloeiende kool, die gekomen was om de doornstruiken en doornen aan te steken. (Gen. 3:18; Jes. 9:18) Hij verbleef in de baarmoeder, reinigde die en heiligde de plaats van de weeën en de vloeken. (Gen. 3:16) De vlam die Mozes zag, bevochtigde de struik (Ex. 3:2-3) en destilleerde het vet zodat het niet zou verbranden. De gelijkenis van verfijnd goud kon in de doornstruik gezien worden, dat in het vuur terechtkwam maar zonder verteerd te worden. Dit gebeurde zodat het levende vuur bekendgemaakt zou worden dat aan het einde zou komen; het levende vuur dat de baarmoeder van de Maagd zou besproeien en bevochtigen, en het zou bekleden zoals het vuur de struik omhulde. COMMENTARY ON TATIAN’S DIATESSARON 1.25.
De Heilige Geest brengt een nieuw schepping
JOHANNES DAMASCENUS: En door de aanroeping is het alsof de overschaduwende kracht van de Heilige Geest een regenval wordt voor deze nieuwe teelt. Want zoals alles wat God gemaakt heeft, gemaakt is door de werking van de Heilige Geest, zo is het ook door de werking van de Geest dat deze dingen worden gedaan die de natuur te boven gaan en alleen door geloof kunnen worden onderscheiden. “Hoe zal mij dit geschieden,” vroeg de gezegende Maagd, “aangezien ik geen gemeenschap heb met een man?” De aartsengel Gabriël antwoordde: “De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen.” En nu vraag je hoe het brood het lichaam van Christus wordt en de wijn en het water het bloed van Christus. Ik zeg jullie dat de Heilige Geest naar beneden komt en deze werken doet, die onbeschrijfelijk en onbegrijpelijk zijn. ORTHODOX FAITH 4.13.
De gehoorzaamheid van Maria draait de ongehoorzaamheid van Eva terug
IRENEÜS VAN LYON: Zo kwam de Heer nu duidelijk tot de zijnen. Geboren door zijn eigen geschapen soort (dat is de mens) die hij zelf draagt, door zijn gehoorzaamheid aan de boom, vernieuwde en draaide hij om hetgeen wat door ongehoorzaamheid in verband met een boom was gedaan. De kracht van de verleiding waardoor de maagd Eva, die al met een man verloofd was, op een boosaardige manier was verleid, werd gebroken toen de engel in waarheid de Maagd Maria de blijde boodschap bracht, die al tot een man toebehoorde door haar verloving. Want zoals Eva door het woord van een engel werd verleid om van God weg te vluchten, omdat zij in opstand was gekomen tegen zijn Woord, zo ontving Maria door het woord van een engel de blijde boodschap dat zij God zou baren door zijn Woord te gehoorzamen. De eerste werd verleid om God ongehoorzaam te zijn en viel, maar de tweede was overtuigd om God te gehoorzamen, zodat de Maagd Maria de bepleiter van Eva kon worden. Net zoals het menselijk geslacht aan de dood werd onderworpen door de daad van een maagd, zo werd het gered door een maagd, precies in evenwicht gehouden door de gehoorzaamheid van een ander. De zonde van de eerst gevormde mens werd inderdaad hersteld door de kastijding van de Eerstgeborene; de wijsheid van de slang werd overwonnen door de eenvoud van de duif, en de ketenen waardoor wij in slavernij gebonden waren aan de dood werden verbroken. AGAINST HERESIES 5.19-20.
Bron
Oden, T.C. & Elowsky, J.C. (2003). Luke (The Ancient Christian Commentary on Scripture, New Testament part III). Illinois (U.S.A): InterVarsity Press. Pages 13-14, 16-17, 18-19, 19-20